Nieuwsbrief 21

Nieuwsbrief 22
als pdf

Nieuwsbrief 23

Register van
de Nieuwsbrief

Startpagina van
de Nieuwsbrief

Startpagina van
de Apriana

Nieuwsbrief nr. 22
ISSN 1386-6451
januari 2003 - 11e jaargang nr. 1



Een uitgave van Hans & Ton Kleppe, aspirant-leden van het Bob Evers Genootschap, en Simon Kuipers
redactieadres: Jacoba van Heemskerckstraat 7, 3351 SP PAPENDRECHT - internetredactie: nieuwsbrief@apriana.nl
http://nieuwsbrief.apriana.nl




INHOUD :
Nieuws van de redactieSimon Kuipers
Opening tentoonstelling kinderboeken; een kort verslagTon & Hans Kleppe
Brief van W.W.W. d.d. 23 september 1976W.W.W.
Column: SchmuckGert Huber
In welk Jappenkamp zaten Pijnenborg en Colenbrander?Roger Schenk
Recensie van deel 49: Bob Evers betaalt in euroKolonel Koops
Interview in het radioprogramma „TIJD VOOR TWEE” op 21 november 2002Frits Spits - Ton Kleppe




Nieuws van de redactie
Simon Kuipers


Een vliegtuigsmokkel met verrassingen” als stripverhaal.
Nieuwsbrief 21, tussentijds verschenen in oktober 2002, was geheel gewijd aan dit boek.
Inmiddels is op 21 november 2002 in het Algemeen Dagblad de aangekondigde stripversie gestart. Een nieuwe fase in de Bob Eversgeschiedenis, zo mag dit waarlijk wel worden genoemd. Na afloop van het verhaal in het AD zal bij uitgeverij Arboris het boek verschijnen, naar verluid in een hard cover en een soft cover versie. Wij kunnen wel stellen dat initiatiefnemer en scenarist Koen Wynkoop het verhaal van Willy van der Heide op een voortreffelijke wijze heeft omgezet naar een voor een stripalbum geschikte versie. Uiteraard is de tekst ingekort, maar de overgebleven dialogen ademen de echte Bob Everssfeer en in de tekeningen worden de jaren vijftig zeer goed weergegeven. Wij kijken met grote belangstelling uit naar het vervolg.

Per seconde wijzer.
In de VARA tv-quiz „Per seconde wijzer” van 25 november 2002 werd Bob Evers de eer gegund onderdeel van een vraag te zijn, in het goede gezelschap van andere klassiekers als De Hut van Oom Tom, Kees de Jongen en Het Achterhuis. In de rubriek „Kunst” kwam een vraag voor over jeugdboeken die ook door volwassenen kunnen worden gelezen; ja dat kan natuurlijk elk boek, maar dit zijn wel speciale, aldus de introductie van presentator Kees Driehuis. Daar kunnen wij het vanzelfsprekend voor 100% mee eens zijn. De complete vraag luidde: De dikke Arie Roos en de zuinige Jan Prins en anderen, maar daarvan had de kandidaat slechts de eerste vier woorden nodig.

Haarlemse boekenmarkt.
De bekende Haarlemse boekenmarkt heeft elke maand een thema in de vorm van een gerenommeerd schrijver, gewoonlijk vormgegeven door een stichting, genootschap of vriendenkring. De organisator van de boekenmarkt heeft Ton Kleppe benaderd om in 2003 in enige maand een Bob Eversthema te hebben. Hans en Ton Kleppe zullen hieraan gevolg geven en zij zullen op zaterdag 12 april 2003 op de Haarlemse boekenmarkt vertegenwoordigd zijn met een stand die zo aantrekkelijk mogelijk zal worden ingericht.

Artikelen in deze Nieuwsbrief.
Maxibotsing op een minibaan
Deel 49 verscheen in oktober 2002, en in deze aflevering treft u de recensie aan, zoals gebruikelijk van de hand van Kolonel Koops. Er zijn in de gehele serie slechts weinig delen verschenen zonder aankondiging van de naam van het volgende deel, maar dit is er wel weer één.
Bob Evers en Nederlandsch-Indië
Menigeen zal zich de passage herinneren over de lelijke Javaanse legervloeken van een andere Kolonel, de vader van Jan Prins. Maar er zijn waarschijnlijk meer relaties met de Oost. Roger Schenk kwam bij toeval iets onder ogen, en hij legde meteen een verband.
Column van Gert Huber
De reeks columns van Gert Huber wordt voortgezet met één over het gebruik van vreemde talen in de serie.
Tentoonstelling in Oldenzaal
U kunt een verslag lezen, geïllustreerd met foto’s, van de opening van de tentoonstelling kinderboeken in Oldenzaal waarover wij ook al schreven in Nieuwsbrief 20.
Oude brief van Willem W. Waterman
Onlangs kon de redactie de hand leggen op een brief van Willem W. Waterman uit 1976. In deze Nieuwsbrief kunt u de getranscribeerde tekst lezen, terwijl op deze website een kopie van het origineel te bewonderen valt.
Radio-interview met Ton Kleppe
Op 21 november 2002 had Frits Spits in zijn radioprogramma „Tijd voor twee” een interview met Ton Kleppe, naar aanleiding van de start van de strip in het Algemeen Dagblad.

Advertentierubriek „In de Roos”.
De advertentierubriek wordt, zoals ook al eerder is meegedeeld, niet meer als apart item in de Nieuwsbrief opgenomen. Gebruikmaking van internet biedt u en ons veel betere mogelijkheden, waarvan enkele lezers al gebruik hebben gemaakt. „In de Roos” wordt als permanente rubriek op de website van de Nieuwsbrief gepubliceerd. U kunt uw mededelingen inzake vraag en aanbod naar de internetredactie sturen, die zal zorgdragen voor een snelle plaatsing op de site. Wij ontvangen graag ook even een kort bericht als de door u geplaatste advertentie verwijderd kan worden.

Wij ontvingen een speciaal verzoek. Normaal gesproken plaatsen we dergelijke advertenties niet, maar voor
Marie-José van den Hout, de zuster van Willy van der Heide, maken we graag een uitzondering. Zij is kort geleden voor het eerst in het bezit gekomen van een computer en heeft nog een printer nodig. Bezit u een oude printer en wilt u deze aan haar ter beschikking stellen? Een seintje naar de Nieuwsbriefredactie is voldoende, en wordt zeer op prijs gesteld.

Wilt u meer weten over de Nieuwsbrief?
Wij verwijzen voor nadere informatie naar de informatiepagina waar u onder meer kunt vinden hoe u zich kunt abonneren op de Nieuwsbrief in e-mailformaat.

De redactie wenst alle lezers een heel voorspoedig 2003.






Opening tentoonstelling kinderboeken; een kort verslag
Ton & Hans Kleppe


Een Raderboot als Zilvervloot” is de naam van de tentoonstelling van de meest verzamelde kinder- en jeugdboeken die gehouden wordt van 25 oktober tot 21 november 2002 in historisch museum Het Palthehuis, Marktstraat 13 te Oldenzaal.
Op 25 oktober woonden enkele redactieleden van de Bob Evers Nieuwsbrief de opening bij en werden door Felix Nijland, de samensteller van de expositie, gastvrij ontvangen met koffie en Twents krentenbrood. Behalve de wethouder en de muzikale omlijsting, de aanwezigheid van Swiebertje en Malle Pietje was daar ook de bekende Arendsoog en Bob Evers verzamelaar Jack Nowee, kleinzoon van de auteur van de Arendsoogboeken, die een buitengewoon interessante lezing hield over het wel en wee van zijn grootvader Jan Nowee, oom Paul Nowee en hun activiteiten als schrijver.
Evenals de Bob Evers boeken werd, volgens Jack, de immens populaire Arendsoog serie verguisd door de zogenaamde serieuze critici wegens het ontbreken van enige moraal en pedagogische waarde.
Zo citeerde Jack een prachtige stelling: Bureau Boek en Jeugd van het Nederlands Bibliotheek en lectuurcentrum, daar zaten Arendsoogs grootste vijanden en niet in de Blauwe Bergen. De expositie is schitterend opgebouwd met natuurlijk vooral jeugdboeken in vitrines voorzien van informatie maar ook originele illustraties en posters.
De Bob Eversvitrine neemt een prominente plaats in maar daarnaast is bijna alles te zien van Biggles, Kameleon, Jules Verne, Karl May, W.G. van de Hulst, Sinterklaasboeken, Dik Trom, Pietje Bell, Annie M.G.Schmidt, De Olijke Tweeling, Pim Pandoer, Arendsoog, De Vijf, Kluitman series, Puk en Muk, Goudelsje, Pinkeltje, Swiebertje, Paddeltje, Afke’s tiental, Wipneus en Pim, J.B.Schuil, Jetses, Isings, Rie Cramer, Alice in Wonderland, Tijl Uilenspiegel, Pinokkio, De negerhut van oom Tom, en andere klassieke kinderboeken, sprookjesboeken, Astrid Lindgren en Paulus de Boskabouter.
J. Nowee heeft slechts één meisjesboek geschreven met de titel „Blond Marieke”. Wanneer u dit boek in de kast heeft staan, Jack Nowee zoekt het nog, wil het graag ruilen of kopen, en wij gunnen het hem graag!
De tentoonstelling loopt nog tot 21 november en wordt zeer warm aanbevolen. Hieronder is een selectie van bij de opening genomen foto’s te zien.

           [dit artikel is verschenen in een uitgave van Nieuwsbrief-actueel, november 2002]











Brief van W.W.W. d.d. 23 september 1976
W.W.W.



Den Haag,
23 sept. 1976

Mon chèr, mon très chèr,

          Een oud engels maxiem luidt: „Never make excuses - never apologize”, en daar ben ik het volledig mee eens, want je moet bepaalde dingen helemaal niet eens dóén, to begin with, en áls ze toch gedaan zijn, er niet achteraf over mekkeren.
          Iets totaal anders is het leveren van een redelijke verklaring, hetgeen in vele gevallen valt onder het Algemeen Hoofd: verstandige omgangsvormen.
          Weshalve dit schrijven, gedocumenteerd, zoals aan Monica aangekondigd.
          Zowel Kathedralen als Ivoren Torens hebben elk hun eigen, specifieke zin en nut. Levende, zoals ik doe en eigenlijk ook wel móét, ook al zou dat laatste noodlotsmatig zo zijn beschikt, heb ik te maken met en mij te bewegen onder en tussen lieden van alle denkbare aard en soort. Dat is soms amusant, vaak doodvermoeiend en vereist soms de combinatie van de tact van een eierdansende olifant met de rücksichtslosheit van een chirurg bij bepaalde ingrepen.
          Bijgaande twee fotocopieën.
          Ik zal deze twee in hoofdzaak voor zichzelf laten spreken, want zij verklaren veel. Slechts aan de brief van Lyle Stuart 1 wil ik (moet ik) nog iets toevoegen:
          Ik wist reeds lang, dat Cors Tonneman 2 (die op de Voorburgwal onder mij kantoor houdt) en die ik zeer, zeer lang ken, de laatste tijd zeer bevreemdende dingen deed. Sinds zijn compagnon de relatie met hem verbrak (doorgewoon omdat Cors hèm liet werken en zelf liever de playboy uithing) is hij steeds sneller bergafwaarts gegaan. Instede te beseffen dat hij heel rap werk moest gaan zoeken en het dan ook uitvoeren, stak hij de kop in het zand in de vrome hoop dat de problemen dan wel zouden overwaaien. Maar problemen schijnen daar een hekel aan te hebben: om zich te láten wegwaaien.
          Het nu simpelweg zo, dat wij er voor 99,99% zeker van zijn dat onze CT. uit kleinzielige en bijna ziekelijke jaloezie, drie separate brieven uit New York heeft verdonkeremaand.
          Stomtoevallig kwam ik op een Zaterdag heel vroeg langs... en vond bijgaande.

                                        Hope to see you again soon, WWW


1

Lyle Stuart: de Amerikaanse uitgever van „The House of Pain” van Monique von Cleef & William Waterman.

2

Corstiaan (Cors) Jan Tonneman (geb. 13 juni 1920): medewerker van de Nederlandsche Omroep; vanaf 1944 leider van de radiozender „Het Vrije Zuiden”; na de oorlog persvertegenwoordiger der Indonesische Republiek. Cors Tonneman, tevens als programmaleider verbonden aan de zgn. Kampfsender S-2, verklaarde op 27 januari 1947 als getuige à décharge dat Willem nooit had meegewerkt aan uitzendingen van deze Kampfsender.







Schmuck
Gert Huber


In diverse delen van de Bob Evers serie doet de Schrijver moeite om de talenkennis van de jeugdige lezer te verbeteren. In de vijftiger jaren had de gemiddelde twaalfjarige vrijwel geen weet van vreemde talen (begonnen werd met Frans in de zesde klas van de lagere school), iets dat door de auteur kennelijk goed in gedachten werd gehouden.


Toen ik als elfjarige aan de boeken begon (en er meteen verslaafd aan was), had ik vrijwel geen ervaring met vreemde talen. Televisie was er bij ons nog niet, vakanties bracht je in het eigen land door en de lampenradio stond vastgeroest op Radio Luxemburg - met Nederlandstalige uitzendingen. Een Brits jongetje bij ons in de straat was een exoot die op ons verzoek af en toe een Engels zinnetje voortbracht, wat ons in de oren klonk zoals Arabisch nu.

Mijn eerste Angelsaksische zinnen leerde ik dan ook uit de mond van Jerry Miller, bereidwillig vertaald door een Antwerper cafébezoeker. Uit dezelfde trilogie kwam ook het eerste Duits tot me, via een stel koffiesmokkelaars die zich wederrechtelijk denken te vergrijpen aan de inhoud van een koffer. Het woord „Schmuck” blijft voor mij onlosmakelijk verbonden aan de Grimbos-affaire, hoe vaak ik het ook later hoorde en gebruikte, en ik moet bij de Duitse douane nog steeds op mijn lippen bijten om niet te sissen: „Suchen Sie sechzigtausend Mark im Koffer?”

Persoonlijk heb ik de flarden buitenlands taalgebruik altijd erg gewaardeerd; het gaf een opwindend tintje aan de verhalen in een tijd dat de internationale uitwisseling van personen en gedachtengoed nog niet zo ver gevorderd was als nu - het maakte alles extra spannend! Bovendien leerde je daadwerkelijk enige basiszinnetjes, waarmee je indruk kon maken op je vriendjes. „Reifen kaputt? Jawohl, kaputt.” was een veel geciteerde zin als een van ons weer een lekke fietsband had. Jongens die dit niet begrepen beschouwden wij als outcasts die hun klassieken niet beheersten.

Van der Heide was overigens nogal slordig en inconsequent met het gebruik van vreemde talen in de dialogen. Soms wordt een heel gesprek in het Engels weergegeven en gedeeltelijk vertaald, in andere gevallen wordt de samenspraak geheel in het Nederlands weergegeven. In die laatste gevallen gebeuren er vaak onverklaarbare dingen: Een onvertaalbare Nederlandse woordspeling in een gesprek dat gezien de verhaallijn in het Engels gevoerd moet zijn; Amerikaanse boeven die een telefoongesprek tussen Arie en Jan kennelijk kunnen volgen, terwijl dat gesprek ongetwijfeld in onze nationale tongval gevoerd werd. Altijd weer goede discussiestof met andere BE-lezers.

Het leuke is, dat de buitenlandse citaten geheel voldoen aan de verwachtingen van de toenmalige middelbare scholier. Men leerde op de H.B.S. of het Gymnasium degelijk Engels, Duits en Frans, en alleen deze talen komen in de boeken voor, een enkele Spaanse of Italiaanse uitroep daargelaten (van der Heide haalde die twee talen wat door elkaar). Dat is opmerkelijk, aangezien een aantal verhalen zich in Spaanssprekende streken afspeelt.

Het ziet er naar uit dat de schrijver geen zin had om zich, uitsluitend ten behoeve van de couleur locale, meer vreemde talen eigen te maken dan wat destijds als standaard beschouwd werd. Waar hij rijkelijk putte en citeerde uit allerlei reisgidsen, hadden er eigenlijk best wat frases uit „Hoe zeg ik het in het Spaans” opgenomen kunnen worden, ter verdere ontwikkeling van onze beginnende talenknobbel.





In welk Jappenkamp zaten Pijnenborg en Colenbrander?
Roger Schenk


Zomaar twee citaten uit de Bob Evers-serie, die ogenschijnlijk niets met elkaar te maken hebben:
1

Ik ken Pijnenborg sinds de tijd dat we samen in een Japans gevangenkamp zaten,” vertelt detective Colenbrander, die volgens Arie beter een aandeel in een viswinkel of in een patates frites-kraam had kunnen kopen dan in een detective-bureau. [Deel 13 (1e druk), blz. 64] Uit de hele beschrijving van de persoon Colenbrander blijkt dat het hier om een werkelijk bestaande kennis c.q. mede-kroegtijger van Willy van der Heide ging; „Ze hebben allemaal een dubbele bodem,” verklaarde Willy in een interview over de Bob Evers-boeken. Veel personen en namen uit Willy’s kennissenkring komen - al dan niet in een ietwat gewijzigde vorm - voor in zijn Bob Evers-boeken. Het nerveuze gedoe, de onhandigheid, de vermeende punctualiteit en de rare gewoonte op twee horloges te dragen (hetgeen Ir. Dausenberg overigens ook doet) zijn allemaal tè raak om zomaar aan de fantasie van een schrijver te zijn ontsproten.

2

Theodoor - Jasses - Idioot - weer Theodoor -,” spelt Jan zijn geboorteplaats. [Deel 12 (1e druk), blz. 109]. Hebt u zich nou ook altijd afgevraagd waarom Willy van der Heide Jan Prins nou uitgerekend in dit onooglijke plaatsje aan de spoorlijn Bandoeng - Djokjakarta geboren liet worden? Hebt u zich nou ook altijd afgevraagd waarom Willy Jans geboorteplaats dan ook nog eens fout spelt? Daar moet een reden voor zijn, een reden die ik in onderstaand verhaal graag wil toelichten.


Willy van der Heide is nooit in Nederlandsch Indië dan wel Indonesië geweest, volgens de gangbare „biografieën”. Biografieën inderdaad tussen aanhalingstekens, want een echte biografie over de man is nooit verschenen; het wachten is op de voltooiing van Johan van der Ploegs werk. Twee manieren waarop iemand die nooit in Indonesië is geweest, als plaats uitgerekend Tjitjalen(g)ka uitkiest, zijn:
1

Je neemt een atlas ter hand, je sluit je ogen en wijst op goed geluk een plaats aan. In de „Bos-Atlas”, 39e druk (1955) staat de plaatsnaam Tjitjalengka op kaart 34 (6°59' Z., 107°50' O.); in „Nelles Road Atlas Indonesia” (1992) is de spelling in Bahasa Indonesia overigens Cicalengka (kaart 66). In elk geval is de letter ‘g’ prominent aanwezig in de spelling (, maar niet in de uitspraak!).
Dit lijkt mij dus niet de manier die Willy heeft gebruikt, want wat je ook van de man kunt beweren, hij zal als schrijver een zo belangrijke plaats als de geboorteplaats van een van zijn protagonisten niet foutief overschrijven!

2

Je kent de plaats uit verhalen van anderen. Willy moet deze plaatsnaam inderdaad van iemand gehoord hebben, en wel tot vervelens toe (na één keer horen onthoud je zo’n naam echt niet): „... dat hij van Colenbrander weinig anders interessants horen kon dan verhalen van Japanse concentratiekampen.” [Deel 13 (1e druk), p. 68].


De twee citaten, waarmee ik mijn verhaal hierboven begon, zou ik nooit met elkaar in verband hebben gebracht, als ik deze week niet toevallig dat schitterend uitgevoerde standaardwerk, dat in geen enkele Nederlandse boekenkast zou mogen ontbreken, in handen had gekregen: de „Geïllustreerde Atlas van de Japanse Kampen in Nederlands-Indië 1942-1945 Deel 1” van J. van Dulm, W.J. Krijgsveld, H.J. Legemaate, H.A.M. Liesker en G. Weijers (Zierikzee, Asia Maior, 2002, 3e druk).
Ervan uitgaande dat Colenbrander een bestaand persoon was uit de kennissenkring van Willy van der Heide was (in werkelijkheid al dan niet Colenbrander hetende), mogen we gevoeglijk aannemen, dat hij de man was, die Willy heeft ingelicht over het bestaan van kamp en plaats Tjitjalengka; Willy heeft uit ’s mans verhalen wel de plaatsnaam onthouden, maar verzuimd de juiste spelling na te kijken. Op pagina 124 van genoemd boek staat alle beschikbare informatie over het dubbelkamp Tjitjalengka-Madjalaja.

In de periode juli-augustus 1945 werden enkele duizenden mannen en jongens uit de kampen in Tjimahi (Tjimahi is een plaatsje 2 km ten westen van Bandoeng, waar in totaal maar liefst 12 kampen en kampjes gevestigd waren, een ervan in de buitenwijk Baros) en Bandoeng tewerkgesteld bij de aanleg van een nieuwe spoorlijn tussen Tjitjalengka, 28 km ten oosten van Bandoeng aan de hoofdspoorlijn naar Midden-Java, en het 12 km zuidoostelijk van Tjitjalengka gelegen plaatsje Madjalaja. Met de geplande aansluitingen zou het nieuwe baanvak een lengte van 15 km krijgen; het tracé verliep ongeveer evenwijdig langs de oostzijde van de bestaande weg tussen beide plaatsen. Aanvankelijk werden dagelijks werkers per trein uit Bandoeng (15de Bat.) aangevoerd, maar tussen 7 juli en 19 augustus 1945 was op ongeveer een derde van het tracé vanaf Tjitjalengka een permanent werkkamp (A. Spoorwegkamp-noord) ingericht voor uiteindelijk 2.200 geïnterneerden in zes bamboeloodsen van een oude pannenbakkerij (zie afbeelding 1, een overzicht uit westelijke richting; reconstructietekening van H.A.M. Liesker, die hier in de maanden juli en augustus 1945 tewerkgesteld was), terwijl in Madjalaja een kleiner permanent kamp (B, spoorwegkamp-zuid) kwam voor 300 tewerkgestelden in een verlaten weverij. Daarnaast werden ook in deze latere periode dagelijks nog mannen en jongens uit Bandoeng per trein overgebracht. Van de spoorlijn was aan het einde van de oorlog alleen een deel van het grondwerk voltooid; vier dagen na de Japanse capitulatie werden de spoorwegkampen ontruimd naar Tjimahi en Bandoeng.


Bestaansperiode kampen: noord: 15 juli - 19 augustus 1945; zuid: 31 juli - 19 augustus 1945.
Geïnterneerden: burgers (mannen en jongens).
Behuizing: noord: zes oude loodsen van een pannenbakkerij, bamboe/hout; zuid: loods van een verlaten weverij en een nieuw gebouwde barak van bamboe en atap.
Japanse commandant: noord: Araki Tokuji (gemilitariseerd burger); zuid: (assistent-commandant): Takimoto.
Europese leiding: noord: dhr. Th. van der Ven; zuid: onbekend.
Bewaking: heiho’s.
Transporten: noord: 15.7.1945, 2.000 mannen en jongens van Tjimahi, 4de & 9de Bat., kamp 4; 1.8.1945: 200 mannen en jongens van Tjimahi 6de Depot Bat., kamp 5 (Baros).
Totaal in kamp per 1.8.1945 (max. bevolking incl. overledenen) 2.200; 19.8.1945: 200 mannen en jongens naar Tjimahi, kamp 5 (Baros), 300 mannen en jongens naar Tjimahi, Depot Mob. Art., kamp 6, jongenskamp, 1.700 mannen en jongens naar Tjimahi, kamp 4; zuid: 31.7.1945 300 mannen en jongens uit Bandoeng, 15de Bat.; 10.8.1945: 40 mannen en jongens (zieken) naar 15de Bat.; 19.8.1945: 260 mannen en jongens naar 15de Bat.
Doden: onbekend.






Bob Evers betaalt in euro
Recensie van deel 49

Kolonel Koops   ®


Ook oude kolonels doen wel eens kinderachtige dingen. Net in de tijd van onvervalste verslaving onder opperofficieren aan het spelletje dat op het Internet te vinden is onder: funnyjunk.com/pages/minigolf.htm, komt het nieuwste Bob Evers-avontuur uit. Ook daarin speelt een midgetgolfbaan (in Amerika: „minigolf”) een belangrijke rol, maar dan niet virtueel. Of liever: virtueel in een boek.
In mijn vorige recensie schreef ik: „Zes deeltjes op rij heeft Peter de Zwaan het trio in de Verenigde Staten gehouden. Tijd om naar huis terug te keren. Dat gebeurt dan ook, over een jaar gaan we naar Nederland.” Dat terugkeren naar Nederland vindt pas plaats aan het einde van dit verhaal, en voorlopig gaat alleen Jan in z’n eentje.
De passages die zich in het vaderland afspelen passen helemaal in de traditie. Het kantoor van de rederij van vader Roos wordt mooi beschreven: het ligt, als vanouds, tegenover het Centraal Station van Amsterdam. Het woonhuis van de ouders van Arie wordt echter niet precies gepositioneerd. Pa Roos vertoont de „vaste” rol van bemoeizuchtige hulpvaardigheid.
Er zitten nog een paar ouderwetse dingen in het verhaal. De „boeven” dragen „hoeden”. De jongens eten „een bak ijs”. Op p. 170 laat de schrijver, Peter de Zwaan, Pa Roos een eigenaardige opmerking maken. Hij zegt tegen Jan: „(…) ik ken je langer dan vandaag. (…) Ik heb het gevoel dat ik je al bijna zestig jaar ken.” Zestig jaar: zolang bestaat de serie. Ook Willy van der Heide haalde wel eens een auctorieel geintje uit in zijn verhalen.
Dat brengt mij op het volgende. Deel 50 van de serie wordt traditiegetrouw aan het einde van het boek aangekondigd. Maar er wordt nog geen titel genoemd. Dat is toch geen slecht voorteken?
Van traditie naar de huidige tijd: de valuta euro doet haar intrede (p. 122). Een mobiele telefoon op zak hebben is voor de drie vrienden al bijna net zo gewoon als beschikken over pistolen en revolvers (tezamen: handvuurwapens). Maar op een gegeven moment durft Jan niet mobiel te bellen naar zijn vrienden: hij is bang dat het „rinkelen” van de telefoon op een ongelegen moment komt. De jongens weten toch wel dat je die apparaten op „stil” kunt zetten, of helemaal kunt uitschakelen? Juist deze jongens, althans Jan en Bob, zouden alle snufjes moeten kennen.
Er zitten meer slordigheden in het verhaal. Zo koopt Jan na aankomst op Schiphol een kleine strippenkaart, en nog wel in de bus in plaats van aan een loket. De jongeheer Prins weet toch dat dat vele malen duurder is dan nodig? Waarom neemt Jan trouwens de bus en niet de trein van het vliegveld naar het Centraal Station? En waarom denkt hij zo laat aan het omwisselen van dollars? (Jan maakt het weer goed door per trein en te voet naar zijn bestemming in het oosten van het land te reizen.) Voorts hebben Arie en Bob, zelf dan nog in Florida, Jan aan de lijn vroeg in de middag van Jans aankomst in Amsterdam. De Sectie Plannen van mijn oude onderdeel zou eens moeten uitrekenen of dat allemaal klopt in de tijd, gelet op de avonturen die Arie en Bob zelf beleven terwijl Jan in de lucht zit.
Deel 49 heeft een goede vaart en bevat mooie scènes zonder veel stilstand of oponthoud. Er zitten een paar uitgekookte ideeën in het verhaal. Soms van Arie (zich laten oppakken), soms van de boeven (auto parkeren op takelwagen). De jongens gaan zeer grof en wreed om met een gevangene die zij een tijd bij zich moeten houden. Als dat krijgsgevangenschap zou zijn, zouden zij zeker een aantal regels overtreden, al is het nog net geen martelen. Ook het taalgebruik is soms aan de ruwe kant. De uitdrukkingen van de jongens zijn aan de ene kant nog ouderwets („Gorgelende glorietoeters”), aan de andere kant kreunt Bob „Shiiiit” op p. 153.
Ik doe geen poging tot samenvatting, ook al omdat dit deel teruggrijpt op het vorige en verwijst naar het volgende. Al met al ben ik zeer tevreden met dit spannende deel 49, nummer 13 op de lijst van De Zwaan. Het eindigt zoals het hoort: met een cliffhanger.

Maxibotsing op een minibaan”, Peter de Zwaan, Uitgever De Eekhoorn, ISBN 90 6056 887 7, 182 pag., € 5,99





Interview in het radioprogramma „TIJD VOOR TWEE” op 21 november 2002
Frits Spits interviewt Ton Kleppe over de Bob Evers strip in het Algemeen Dagblad


Frits Spits kondigt aan: Bob Evers wordt een stripfiguur, de legendarische avonturen van Bob Evers en zijn vrienden Arie Roos en Jan Prins staan vanaf vandaag getekend in het Algemeen Dagblad. Een vliegtuigsmokkel met verrassingen, zo luidt de titel van het verhaal. Nederland kent nog altijd veel Bob Evers fans en een van hen is Ton Kleppe, hij werkt mee aan de Bob Evers Nieuwsbrief en is bovendien lid van het Bob Evers Genootschap, ja, ja, mijnheer Kleppe, goede middag.
TK:

Goede middag, ik ben aspirant lid.

FS:

O, u bent aspirant lid?

TK:

Ja, je moet eerst een heel zwaar toelatingsexamen afleggen en ik ben me daarvoor nog aan het voorbereiden, en bovendien moet je gevraagd worden.

FS:

En als dit interview goed afloopt heeft u in ieder geval al weer een streepje voor. Wat vindt u ervan dat Bob Evers een stripfiguur geworden is?

TK:

Ik vind het prachtig, ik kijk er erg naar uit, vandaag is er een voorbericht en morgen begint de eigenlijke strip. Die boeken waren altijd al heel filmisch opgebouwd en die vroegen er gewoon om, om als strip uitgebracht te worden.

FS:

Ja, maar wat blijft er over van onze verbeelding als alles maar uitgetekend wordt?

TK:

Ja, het is een andere benadering, nou ik ben erg benieuwd, ik zal kijken wat ik ervan vind, als ik het niks vind lees ik de strip niet, maar het grote voordeel is dat die strip heel veel nieuwe jonge mensen bereikt, en die gaan dan weer terug grijpen naar die fantastische boeken van Willy van der Heide.

FS:

Maar waarom zijn ze zo fantastisch?

TK:

Wel, het speelt zich af in de jaren vijftig; het is voor mij ook een stuk jeugdsentiment en in die tijd had je bijna niets. Die jongens echter beleven ongelooflijke avonturen in alle delen van de wereld, daar kon je als jongeman alleen maar van dromen. In de tijd dat wij een dagje uit naar Hoek van Holland gingen, huurden de jongens auto’s, maakten ze veel gebruik van taxi’s, aten ze veelvuldig buiten de deur, en huurden ze zelfs vliegtuigen. Nou dat was ongehoord in die tijd en dan vooral de humor die in de boeken zit, dat heeft ontzettend veel mensen getrokken en dat trekt mij nog steeds. Mede daarom ben ik zo benieuwd hoe de tekeningen er uit gaan zien.

FS:

Nou ja, het eerste is veelbelovend hè, ik zie het, ik heb het hier voor me liggen uit de Bob Evers serie, met een auto inderdaad. Het is wel jaren vijftig, het is een beetje gedateerd? Bent u niet bang dat dat verkeerd over gaat komen?

TK:

Het is inderdaad de sfeer van de jaren vijftig, dat wordt heel goed getekend en ik denk dat de mensen die daar belangstelling voor hebben zich daar in herkennen en dat het juist een voordeel is, ze zijn gedateerd maar daarom hoeven ze niet minder leuk te zijn. Ze zijn zelfs voor hele generaties des te leuker omdat ze kennis kunnen nemen van de roemruchte jaren vijftig.

FS:

Misschien ook wel een beetje het veilige verleden. Pietje Bell is ook verfilmd en Kruimeltje, en zo, het gebeurt vaker, hè?

TK:

Ja, het gebeurt vaker, en was ook de bedoeling voor een (Bob Evers) film, daar is het nog niet van gekomen; ook daarom ben ik erg gelukkig met de strip die morgen begint.

FS:

Dat is de aanloop natuurlijk, hè? Zeg, u bent aspirant lid van het Genootschap en u moet worden gevraagd?

TK:

Je moet worden gevraagd om lid te worden van het Genootschap. Het Genootschap heeft alleen een bestuur en vier aspirantleden. Die vier aspiranten moeten nog een zwaar toelatingsexamen afleggen en daar bereid ik me op voor.

FS:

Voor dat toelatingsexamen?

TK:

Precies!

FS:

Moet u alle boeken uit uw hoofd kennen. Hoe moet ik me dat voorstellen?

TK:

Ja, min of meer. Je moet 50 zware en moeilijke vragen gaan beantwoorden en daar moet je toch wel enige kennis voor hebben, zowel over de boeken als over de schrijvers.

FS:

Ik heb de indruk dat u er behoorlijk veel van weet, dus ik wens u veel succes met het toelatingsexamen en dank dat u ons even te woord heeft gestaan.

TK:

Heel graag gedaan.









Nieuwsbrief 21

Nieuwsbrief 22
als pdf

Nieuwsbrief 23

Register van
de Nieuwsbrief

Startpagina van
de Nieuwsbrief

Startpagina van
de Apriana