Nieuwsbrief 5

Nieuwsbrief 6
als pdf

Nieuwsbrief 7

Register van
de Nieuwsbrief

Startpagina van
de Nieuwsbrief

Startpagina van
de Apriana

Nieuwsbrief nr. 6
ISSN 1386-6451
juli 1995 - 3e jaargang nr. 1



Een uitgave van Hans & Ton Kleppe, buitengewoon leden van het Bob Evers Genootschap
redactieadres: Grondmolen 20, 3352 CA PAPENDRECHT - internetredactie: nieuwsbrief@apriana.nl
http://nieuwsbrief.apriana.nl




INHOUD :
Nieuws van de redactieHans & Ton Kleppe
Het verschijnsel John BeringenPaul Groenendijk
Naschrift: Het Paul Groenendijk-virusJohn Beringen
Vera Vitella boezemt het meeste ontzag in: Vrouwen in de Bob Evers-serieHenk Bergman
Uitslag Bob Evers QuizJeanette X
Column: De Schrijver ZelfGert Huber
Column: Onder het vergrootglasGeerten Meijsing
Vraag- en antwoordrubriek(div.)
Het grote Documentatiealbum getiteld „Willem Waterman” is klaarHans & Ton Kleppe




Nieuws van de redactie
Hans & Ton Kleppe


Een hartelijk welkom aan alle nieuwe lezers. Sinds de publicatie in deel 41 van de Bob Evers serie over het bestaan van de Nieuwsbrief hebben we meer dan honderd nieuwe aanmeldingen ontvangen.
We herhalen nog even enkele mededelingen die ook al in de eerste Nieuwsbrief hebben gestaan maar die de latere aanmelders over het algemeen niet in hun bezit hebben.
De Nieuwsbrief is gratis, verschijnt tweemaal per jaar en wordt aan een ieder, na schriftelijk verzoek, zonder enige verplichting toegezonden. In de Nieuwsbrieven worden wetenswaardigheden over (de boeken van) Willy van der Heide en
Peter de Zwaan opgenomen, waarbij het accent ligt op de Bob Evers serie.

Aan het plaatsen van advertenties in de advertentierubriek „In de Roos” zijn geen kosten verbonden, de enige voorwaarde is dat de advertentie betrekking heeft op de boeken of overige publicaties van Willy van der Heide en Peter de Zwaan.

Er bereiken ons nog steeds vragen waar de boeken over Jan, Bob en Arie verkrijgbaar zijn en waar de beide boeken van John Beringen over de Bob Evers serie te koop zijn. Deze boeken zijn gewoon bij de boekhandel of het warenhuis te koop; wanneer ze niet voorradig zijn kunnen ze worden besteld. De beide boeken van John Beringen zullen over het algemeen voor u besteld moeten worden. De titels en ISBN nummers zijn: „Het verschijnsel Bob Evers”, ISBN nr. 90 8011927 X en „Het Bob Evers-virus”, ISBN nr. 90 5585 002 0.

Indien u de grote gebonden delen met de gekleurde stofomslagen verzamelt, dan zult u daarvoor op zoek moeten bij antiquariaten, op boekenbeurzen en op rommelmarkten. Bij verzend-antiquariaat Ton van der Heijden zijn regelmatig de grote gebonden boeken van de Bob Evers serie te koop, alsmede de boeken die onder de pseudoniemen Willem Waterman en Silvia Sillevis zijn verschenen. Voor de periodiek verschijnende catalogus kunt u zich bij hem aanmelden. Het adres is: Boompjes 1, 4286 LE Almkerk.

Alle reacties, ook de kritische, zijn welkom. Meestal is het ons niet meer mogelijk om uw brieven persoonlijk te beantwoorden. Indien u een specifieke vraag hebt nemen we die graag op in onze vraag- en antwoordrubriek. Desgewenst sturen wij uw brieven door naar onze columnisten, naar Peter de Zwaan of naar John Beringen (graag porti bijsluiten).
Regelmatig ontvangen wij schriftelijke bijdragen van lezers; voorzover er ruimte is plaatsen wij de meest interessante. Deze keer het prachtige stuk van Gert Huber over „De Schrijver Zelf”, een passage uit de brief van Koen Wijnkoop en een ingezonden stuk van Paul Groenendijk. Plaatsing in de Nieuwsbrief wil niet zeggen dat de redactie de bijdragen onderschrijft.

Er zijn nog vijftien exemplaren van de Nieuwsbrief van juli 1994 beschikbaar. Alleen dit nummer kan op verzoek nog worden nagezonden (a.u.b. porti bijsluiten).
De andere Nieuwsbrieven kunnen helaas niet meer worden bijgemaakt.

Geboorten.
Wij ontvingen een kaartje van Jeroen en Marloes Evers die kennis geven van de geboorte op 24 februari 1995 van hun zoon BOB Marinus Johannes EVERS en een brief van Marjan EVERS voor de geboorte van haar zoon Bob op 2 december 1994. Wij wensen de ouders van harte proficiat en noteren de jongens voor een gratis abonnement op de Nieuwsbrief.

Passage uit een brief van Koen Wijnkoop.
................ in deel 41 van de Bob Evers serie, dat ik tot mijn vreugde tijdens mijn recente bezoek aan Nederland onder de kerstboom aantrof, vond ik uw adres. De combinatie van „Heiligenabend”, de nachtelijke lectuur van mijn nieuwste aanwinst en het feit dat mijn vrouw (net als de Berlijnse miljonair) Metzger heet, deed mij hogere machten vermoeden en leidde tot mijn besluit u te schrijven.
Koen Wijnkoop    Luxemburg

Wegens plaatsgebrek deze keer niet „Henk Bergman’s column” en de advertentierubriek, die komen de volgende keer zeker weer aan bod. Verder in het volgende nummer de rubriek „Onder het vergrootglas” van Geerten Meijsing, nieuws van de redactie en nieuws over het derde boek van John Beringen.

De volgende Nieuwsbrief zal in januari 1996 verschijnen.





Het verschijnsel John Beringen
Paul Groenendijk te Rotterdam


Nieuwsgierig gemaakt door de aankondiging in de vorige Bob Evers Nieuwsbrief bestelde ik het nieuwe boek van de zelfbenoemde Bob Evers-hofbiograaf John Beringen.
Het eerste boek van zijn hand had ik met gematigd enthousiasme gelezen. Ondanks de wijdlopige en enigszins onbeholpen schrijfstijl bevatte het boek veel nuttige informatie, zoals een bibliografie, een personenlijst, een aardig stuk over de locaties en een poging tot analyse van de boeken. De onvolledigheid van het werk nam ik voor lief aangezien het hier de eerste serieuze poging tot het beschrijven van het fenomeen Willy van der Heide/Bob Evers betrof.
Het nieuwe boek, „Het Bob Evers-virus”, bevat afgezien van enkele aanvullingen en correcties - die als Errata op een A4tje gepast zouden hebben - en de uitslag van de enquête nauwelijks nieuwe informatie. De lezing van de onvolprezen Geerten Meijsing en het verslag van de 50ste verjaardag hadden we immers al in de Nieuwsbrief gelezen. De rest van het boek is gevuld met omslachtig omschreven belevenissen van John Beringen vol elementaire taalfouten als „mond-op-mond-reclame”, „recentie”, „de sfeer uitademen” en stoplappen als „uit mijn pen vloeien”.
Pagina’s lang wordt er doorgezeurd over de speurtocht van John Beringen naar twee ontbrekende Watermantitels, de ATV-dag die John Beringen daarvoor moest opnemen en de telefoontjes van John Beringen met gespecialiseerde antiquariaten hierover. Voorts de integraal weergegeven radio-optredens van John Beringen, de integraal weergegeven recensie van de bibliotheekdienst en de belevenissen van John Beringen als hij besluit tot een eigen beheer uitgave naar Russisch model, hij wordt zelfs herkend in de copyshop!
Dit is niet interessant. Pure bladvulling over de rug van Willy van der Heide. Het woord ik komt op elke pagina 30 keer voor. Het gaat om Bob Evers en Willy van der Heide!
Ik ga toch ook niet in een recensie van „Het Bob Evers-virus” schrijven dat ik veel moeite moest doen om het boek bij de plaatselijke Libris-boekhandel te bestellen, dat het twee weken later pas aankwam maar dat ik daardoor het boekenweekgeschenk van Leon de Winter erbij kreeg, dat ik het boek heb gelezen in de trein naar Maastricht en dat er zo weinig instond dat ik het op de heenreis al uit had...
De briljante Bob Eversboeken en hun onmogelijke auteur verdienen een beter lot. Leden van het Bob Evers-genootschap, ontneem deze goedwillende ijdeltuit zijn onmogelijke taak. Ralph en Hans of Geerten Meijsing, grijp in!





Naschrift van John Beringen
Het Paul Groenendijk-virus

John Beringen


Het geschrift van Paul - althans een kopie daarvan - heb ik met veel belangstelling gelezen. Het mooie (?) is dat hij volkomen gelijk heeft... d.w.z. vanuit zijn persoonlijke visie en belevingswereld.
Zijn opmerking „Pagina’s lang wordt er doorgezeurd over de speurtocht...” enz. enz. is correct. Nadat ik dit verhaal desgevraagd al zo’n honderd keer had verteld, begon het mij dusdanig te vervelen dat ik besloot om het maar helemaal op te tekenen. Met de kreet „dat hadden we immers al in de Nieuwsbrief gelezen”, wordt echter iets gezegd dat niet zozeer mij raakt als wel anderen. Dat „we” staat voor 250 personen (dat is namelijk de oplage van de Nieuwsbrief van januari 1994 waar Paul over spreekt) die door middel van genoemd medium op de hoogte werden gebracht van het gebeuren in Apeldoorn. Thans is de oplage bijna verdubbeld en nog steeds is de belangstelling groeiende. De Nieuwsbrief breidt zich dus uit als een olievlek. Als ik in „Het virus” het jubileum achterwege had gelaten, dan zou niemand - behalve de 250 gelukkigen, die de hand wisten te leggen op genoemde editie van de Nieuwsbrief - meer weten dan „dat er ooit iets te doen was geweest in Apeldoorn”. En dit komt weer voort uit het feit dat de redactie van de Nieuwsbrief uit praktische overwegingen eerder verschenen edities niet opnieuw kopieert en verstuurt. Het risico van vooruit denken (en niet redeneren in de trant van: „Wij weten het, wie na ons komt is niet belangrijk”) is dat er altijd personen zullen blijven die dit als overbodig aanmerken. Wat overigens opvallend is, is dat ook Paul niet wars is van een Russische aanpak gezien zijn wanhopige poging om mij te doen stoppen met schrijven. Het aanroepen van Ralph Jas en Hans Waser in deze is echter roepen in de woestijn aangezien mijn derde boek „Twee jongens en een Bob Evers-serie” geheel zal gaan over dit duo, inclusief hun noeste arbeid van weleer, maar eerlijk is eerlijk: dit kon Paul niet weten. De uitlatingen over mij als persoon („zelfbenoemde Bob Evers hofbiograaf” en „goedwillende ijdeltuit”) heb ik voor kennisgeving aangenomen; dat geldt natuurlijk ook voor het overige. Tenslotte merk ik op dat ik twee redenen heb om bijzonder tevreden te zijn over de schriftelijke reactie van Paul. Behalve dat door publicatie hiervan is aangetoond dat de Nieuwsbrief GEEN soort van propagandablad is waarin kritische geluiden niet zouden worden geduld, heeft het er toe bijgedragen dat wellicht een aantal vraagtekens zijn weggenomen bij eventuele lezers die in eerste instantie een soortgelijke mening hadden over mijn werk.

Met vriendelijke groet, John Beringen.





Vera Vitella boezemt het meeste ontzag in
Vrouwen in de Bob Evers-serie

Henk Bergman


De wereld van Bob Evers is een mannenwereld; vrouwen komen er maar mondjesmaat in voor. John Beringen noemt in het register van zijn boek „Het verschijnsel Bob Evers” (waar ik dankbaar gebruik van heb gemaakt) in totaal 418 personen die optreden in de delen 1 t/m 37. Daaronder zijn 27 vrouwen: nog geen 6½ %!
Van die 27 heb ik er hieronder 19 beschreven. Acht heb ik laten vallen omdat ze niet voldeden aan het criterium dat ik hanteerde: ze moesten sprekend aanwezig zijn en er moest iets (hoe gering ook) van een eigen persoonlijkheid zichtbaar worden.
Valt er iets algemeens te zeggen over de vrouwen in Bob Evers? In elk geval zijn de meesten geen doetjes. Er is een aantal zeer zelfstandige types onder (Lois Bennett, Lottie Doberman, tante Ginny, Lilian, Vera Vitella), dat ieder op haar manier de mannen trotseert. Maar ook een „dom blondje” als Tootsie Griff heeft zo haar kwaliteiten.
De mannen naar de mond praten doen ze eigenlijk geen van allen; zelfs huishoudster Marianne reageert laconiek op het geblaf van kolonel Prins. Aan de andere kant: veel invloed op het verloop van de gebeurtenissen hebben ze ook weer niet. Van de hieronder beschreven vrouwen spelen eigenlijk alleen Carlotta, Lottie Doberman, mrs Fentwick, Leontina Hissink, Lilian, Yetty Sanders, Sonja Straperli en Vera Vitella in meer of mindere mate een essentiële rol in het verhaal waarin ze voorkomen. De anderen vervullen of een bijrol of zijn niet meer dan een - meestal komisch - versiersel.

Barley, Annie („De jacht op het koperen kanon”)
Engelse, afkomstig uit Portsmouth, getrouwd met de Hollandse stuurman op de grote vaart Jansen. Woont in Alkmaar, Bloemfonteinstraat 22, in een half villaatje genaamd Eddystone. Spreekt Nederlands met een zwaar accent. Bezit twee koperen kanonnetjes, in één waarvan het laatste papiertje uit de Hathaway-jacht verborgen zit.

Bennett, Lois („De jacht op het koperen kanon”, „Sensatie op een Engelse vrachtboot”)
Nicht van prof. George Hathaway, die met haar broer John op jacht is naar de verborgen papiertjes om daarmee de erfenis van één miljoen gulden van Hathaway veilig te stellen. Wordt beschreven als „een sportief gekleed meisje”. Blond haar, later ook aangeduid als goudgeel. Rookt. Maakt een zeer zelfstandige indruk. Doet mee aan de inbraak in het Engelse landhuis om in de wapencollectie te zoeken naar één van de papiertjes en vindt het in een dubbelloops jachtgeweer. Tegen iemand die haar niet meetelt als lid van een overval-team om Jeffries te beroven van het in Kaapstad achterhaalde papiertje („Maar u bent een meisje”) zegt ze liefjes: „Zal ik eens een Jiu Jitsu greep op u toepassen?” Als Jan en Arie haar voor het eerst ontmoeten, spreken ze over „deze jongedame hier”. Ze wordt strategisch ingezet („Lois moet meegaan,” zei de piloot. „Een vrouw krijgt tienmaal meer gedaan dan een auto vol mannen”). Geeft zich uit voor verslaggeefster van de Daily Telegraph om aan boord van de Mersey Hope te komen, waar het laatste briefje uiteindelijk terecht gekomen is en zorgt voor de nodige heisah aan boord.

Carlotta („Tumult in een toeristenhotel”)
Lange, zwartharige, bruinogige vrouw, zonder achternaam. Logeert met haar man Charles en het duo Lilian/Jim ook in het Seaview-hotel in Blackpool, tegenover Jan en Arie. Wil per se haar schoenen (met in de hakken daarvan de smokkeldiamanten) laten poetsen. Voelt zich niet verantwoordelijk als de schoenen de volgende ochtend verdwenen blijken te zijn. „Dat zijn vrouwengrillen. Daar mag een man niet op letten.”

Doberman, Lottie („Een motorboot voor een drijvend flesje”, „Een klopjacht op een kapitein”, „Een raderboot als zilvervloot”)
Echtgenote van kapitein Doberman en enige vrouw in het illustere gezelschap dat jaagt op het Grimbosgoud. Geen katje om zonder handschoenen aan te pakken. Ergert zich voortdurend aan de stommiteiten van haar man, Hennie Schol en Bonzo en reageert daar kribbig op. Net als Arie roodharig en slim. Lokt de haar achtervolgende Jan Prins mee naar restaurant Formosa aan de Kalverstraat en verdwijnt door de tweede uitgang aan het Spui. Strooit Jan daarmee zand in de ogen en laat hem in de buurt van de Zeedijk inrekenen. Noemt Jan vervolgens spottend „de jonge Sherlock Holmes”. Barst in woede uit als in het gevecht in het bos een van haar jurken verloren gaat. Valt bij haar vlucht over de Duitse grens in handen van smokkelaars en wordt aan haar man vastgebonden en in een bunker gelegd. „Toen dat gebeurd was, lagen zij hechter verbonden dan huwelijksbanden ooit hadden kunnen doen.” Wordt later weer bevrijd en valt in handen van de jongens op de raderboot Lorelei. „Luister, zus,” zei Arie. „We slaan bij voorkeur geen vrouwen boven de tien jaar. Wil je zonder kabaal laten vastbinden?” Lottie doet het.

Fentwick, mrs („Sensatie op een Engelse vrachtboot”)
Postmeesteres van het postkantoor in Bromborough, waarnaar Barnett het laatste papiertje in de Hathawayjacht poste restante heeft opgestuurd. Een vrouw van Schotse afkomst, die zich geen knollen voor citroenen laat verkopen. Bezorgt de Britse Consul in Amsterdam de schrik van zijn leven door openlijk aan zijn identiteit te twijfelen. Is alleen bereid de brief van Bamett af te geven aan Barnett zelf, die ze kent omdat ze hem eens twee maanden in pension heeft gehad. Zegt goedkeurend tegen Jan Prins, die verklaart dat hij van vroeg opstaan houdt: „Dat zijn woorden naar mijn hart, jongen. Ik heb een hekel aan langslapers en marmotten.”

Ginny („Een overval in de lucht”)
Tante van jonkheer Paul van Rilland Bath, en net als hij een van de passagiers in het extra toestel naar Johannesburg. „Een omvangrijke dame van middelbare leeftijd, die door de regen kwam aanstevenen als een sergeant-majoor.” Draagt een bril met dikke glazen. Aristocratische dame, niet voor een kleintje vervaard. Zegt tegen Kaalmans, die haar bedreigt met een revolver: „Als je het nog eens in je hoofd haalt om me met die proppenschieter in mijn rug te kietelen, ben je niet gelukkig.” Verrast het gezelschap „met termen, waarvoor een zeerob zijn bewondering zou hebben uitgedrukt.” Bewerkt filmster Lalou Lalonde met een deegrol. Verpleegt vrijwillig de eerste piloot.

Griff, Tootsie („Vreemd gespuis in een warenhuis”)
Vriendin van Johnny Dalmonte, de ongekroonde koning van de Pittsburgse onderwereld. Een meisje met blauwe ogen. Gekleed in een blauw mantelpak met een blauwe hoed, en daarbij een blauw tasje. Bepraat Specs Hildebrant op straat om samen te werken met Dalmonte. Hildebrant vertelt haar de plaats waar de juwelen verborgen zijn. Haar reactie: „Zoete lieve Gerritje... Een kwart miljoen dollars los in een doortrekbak... Ik ben al weg.” Vijlt dag in dag uit haar nagels en houdt toch voldoende over om aan te blijven vijlen. „Haar wapen bestaat niet uit een achtschots automatisch pistool, maar uit haar wijdopen, helblauwe ogen die iemand als heldere vijvers van onschuld konden aankijken, ook al was haar ziel een modderige poel vol leugens.”

Hissink, Leontina Caroline („Een motorboot voor een drijvend flesje”, „Een raderboot als zilvervloot”)
Blond haar en grijze ogen. Gehuwd met Johannes Grimbos. Woont in Lisse in villa Serafina, waar het goud van haar vader verborgen ligt. Wat zurige vrouw van rond de dertig jaar. Heeft haar man niet hoog zitten („Als jij een vént was in plaats van een... een...”). Gaat node akkoord met 25% als opbrengst voor de jongens. Ze maakt echter een scène op de hotelkamer in Nijmegen als de jongens haar het eerste veroverde deel van de goudschat tonen. Arie laat haar een verklaring tekenen dat zij één vierde van het gevonden en nog te vinden goud aan hen afstaat. Ze doet het met tegenzin. „Ik vind een kleine twintigduizend gulden rijkelijk veel als vacantieverdienste voor drie bengels die nog niet droog zijn achter hun horen, maar ik wil er verder niet over strijden.”

Joyce („Superslag in een supermarkt”)
Au pair zonder achternaam. Helpt Bob bij z’n zoektocht naar de miljonair Doughall. Is 16 jaar oud, heeft een rijke vader en zat tot voor kort op kostschool. „Je pakt het niet goed aan,” zegt ze tegen Bob, die dat een heel nieuwe ervaring vindt. Nieuwsgierigheid is haar drijfveer. Bob betaalt haar tien dollar per uur. Van enige erotische aantrekkingskracht blijkt niets.

Lalonde, Lalou („Een overval in de lucht”)
Frans filmster, die meereist in het extra vliegtuig naar Johannesburg. „Een verwaand vrouwtje in een witte regencape.” Bij aankomst op Schiphol zit in haar mouw een miniatuur Pekineesje. Volgens haar regisseur Malherbe moet er heel wat aan haar geregisseerd worden. Ze praat veel, valt flauw en barst in tranen uit - deze „mallotige Franse actrice”. Probeert na afloop zoveel mogelijk publicitaire winst uit de kaping te slaan.

Lilian („Tumult in een toeristenhotel”)
Kleine, mollige, blonde vrouw (ook wel aangeduid als „meisje”). De slimste van de diamantsmokkelaars. Stalt koffer met de kostbare schoenen zo lang op Jan’s kamer. (Arie - die dat ziet - spreekt over „een teken van Liefde” - een van de weinige „erotische” verwijzingen in de serie). Als ze ontdekt dat de inhoud van haar koffer is verwisseld, lokt ze Jan mee en houdt hem gevangen. Arie overmeestert haar echter en bindt haar vast aan een betonpijler in het pakhuis van Vonnie Vassar.

Marianne („Een overval in de lucht”, „De jacht op het koperen kanon”)
Geen achternaam. Huishoudster van kolonel Prins. Leeftijd niet helemaal duidelijk. Ze wordt ergens aangeduid als „een oude huishoudster”, maar „van middelbare leeftijd” zou ook heel goed kunnen. De jongens noemen haar in ieder geval bij haar voornaam. Haar uiterlijk: „een lange, magere vrouw, met een stomp neusje en één wenkbrauw hoger dan de andere, wat haar een komiek gezicht gaf”. Reageert meestal kalm en laconiek op het geblaf van de kolonel.

Paraquita, La („Trammelant op Trinidad”)
Waarzegster, die voor een dollar Jan de toekomst voorspelt op de Trinidadse kermis. Weet onwaarschijnlijk veel van Jans verleden. Is contactpersoon op Trinidad voor de organisatie die mensen illegaal de Verenigde Staten binnen smokkelt. Spreekt in bijna geheel zuiver Engels.

Sanders, Yetty („Drie jongens en een caravan”)
„Een aardig uitziend meisje in een lichtblauwe jurk en een open, kort, leren autojasje.” Woont Stratumschedijk 785 in Eindhoven, in „een villa met witte muren en een rieten dak”. Noemt haar vader „paatje”. Beetje een rijkeluiskind, maar wel aardig. Maakt ondanks haar verknochtheid aan „paatje” toch een zelfstandige indruk. Houdt de jongens vanwege een lekke band aan op de betonweg van Utrecht naar Den Bosch. Jan zegt „u” tegen haar. Later in het verhaal rijdt ze de caravan achterna in België omdat er in het wiel dat de jongens met haar hebben geruild 50.000 dollar blijkt te zitten. Haar openingswoorden dan: „Luister eens, knapen...”

Sarie („Wilde sport om een nummerbord”)
Oudste zuster van Bill, de bijrijder van Walter Kettering. Woont op een boerderij in Lebanon, Pennsylvania, een plek die uitstekend geschikt lijkt om de beschadigd geraakte pakketjes opnieuw in te pakken. Een vrouw „zo ontstellend dik, dat ze de toch niet erg smalle gang van de ene wand tot de andere scheen te vullen.” Bill wordt niet moe te herhalen dat Sarie „toch zo'n droge is”. Ze past haar dochter Fanny een rose jurkje uit een van de pakjes en is beledigd als Kettering daarover iets zegt. Als Fanny vervolgens in een plas met olie valt zijn de poppen echt aan het dansen...

Schol, juffrouw C.B. („Een klopjacht op een kapitein”)
Zuster van Hennie Schol. Woont Laurierzijgracht 71 C, Amsterdam. Is ongeveer 25 jaar oud, bijna witblond en lijkt beslist niet op Doris Day. „Zij zat beter in de verf dan het huis waarin zij woonde.” Spreekt Arie vanaf drie hoog in onvervalst Amsterdams toe. „Wat mot je?”, „Gif maan ook soon loopjonge”, „Seg dat stuk sloeber dat-ie dat geeltje van me terugbrengt dat-ie een maand geleden van me leende, want ik sit derom te springe.”

Straperli, Sonja („Kabaal om een varkensleren koffer”)
Echtgenote van Straperli, alias Frederik Zoutman, alias De Groene Man. Volgens eigen zeggen op huwelijksreis, maar dat blijkt een leugentje. Een monteur over haar: „Ze rijdt een donkerblauwe open Talbot-racewagen van 1937 met electrische versnelling en ze weet net zo veel van auto’s af als ik van baby-atoombommen. Haar idee van reizen is een soort tournee van garage naar garage.” Bedreigt Jan en Arie met een pistool in de apotheose van het Buikmans-avontuur, maar wordt echter spoedig beentje gelicht. Blijkt al met al weinig kaas gegeten te hebben van misdadige zaken.

Tante („Kabaal om een varkensleren koffer”)
Zonder naam, maar wel een échte tante. Woont in Bilthoven. Geobsedeerd door vitamines. Zegt tegen Arie en Jan: „Je krijgt een voedzame sla en een glas warme melk en dan naar bed.” Het is dat de jongens een portefeuille met geld moeten ophalen, anders zouden ze haar mijden als de pest. Jan: „Liever acht verhoren door de politie dan...”

Vitella, Vera („Vreemd krakeel in Californië”)
„Ik ben geen mevrouw,” zei ze. „En ik hoop het nimmer te worden ook.” Ongetwijfeld de meest ontzag inboezemende vrouwspersoon in de hele Bob Evers-serie. Heeft lang blond haar tot op haar schouders en vuurschietende ogen. Onvrouwelijk taalgebruik. Zegt op cynische toon tegen Arie, die een van z’n grapjes op haar loslaat: „Een roodharige, met sproeten versierde, met spek gestoffeerde grapjas. En vertel jij me eens, siersproet, wie waren die drie bavianen die denken dat ze met een vrouw kunnen omgaan of ze een baaltje kievitsbonen is?” Van beroep slangendanseres. Danst met ratelslangen in nachtclubs overal in de Verenigde Staten. Bewaart haar slangen in een mandje onder haar bed. Heeft een kamer in het Roadhouse Valleyglade, waar de avond van het avontuur een gigantische „gooi- en smijtfilm” ontstaat.





Uitslag Bob Evers Quiz
(Zie de opgave in het juli nummer van 1994)

Jeanette X


  1.    Wat betekent dit koeterwaals: „Aterlay assay eway olestay itay!”
Deze zin komt uit „Een motorboot voor een drijvend flesje”, p27. Ergens in een eerdere Bob Evers kun je lezen hoe hun koeterwaals is opgebouwd, nl.: eerste letter naar achteren verplaatsen en er „ay” achter zetten. Dit wordt niet altijd even consequent doorgevoerd..
Het antwoord is (ong.): „Later say we stole it!”
  2.   Waarmee amuseren 2 van de 3 miljonairs zich?
Bob Evers belegert Fort B”, p127 (bruna &
eekhoorn versie)
„... zij kochten alle maten en soorten van spelen en spelletjes die maar ergens te krijgen waren, gingen die uitproberen en zaten dan, al spelende, uit te vissen waar de fouten zaten in het opstellen van de spelregels.”
Op dat moment zijn ze bezig met RISK.
  3.   „Foeke, foeke .. ,” zei Arie Roos, met een mok koffie tussen zijn mollige knuisten.
Een klopjacht op een kapitein”, p5.
.. rommelpot ..
  4.   Hoe heet de verzameling firma’s waar later Roos boten onder valt?
Bob Evers belegert Fort B”, p8, dit komt niet voor in de gekuiste Eekhoorn versie.
Holland Bulk Containers.
  5.   Hoe ziet de wildvreemde Amerikaan in het Tequendama-hotel met strooien Panamahoed, lichtgeel soort van pak houten been en rood-bruine schoenen er wel uit?
Bob Evers belegert Fort B”, p67 Bruna versie, p71 Eekhoorn versie:
Arie in gesprek met Podulka: „... Dat was alleen maar wat ik vertellen moest als iemand me ernaar vroeg.” (...)
„Volkomen anders hoor. Enorm groot en fors. Met een zware basstem en een Texas-accent. hij droeg een van die beroemde, breedgerande cowboyhoeden, en ...”
„HOUSTON!” blafte Podulka.
  6.   Hoe ziet het familiewapen van Don Ari del Rosa eruit?
Arie Roos als ruilmatroos” p149 voor de Bruna versie, 162 voor de gekuiste Eekhoorn versie:
„Ik,” verklaarde de nobele dikkerd, „ik ben Don Arie del Rosa, een lijnrechte afstammeling der roodharige Ierse conquistadores. Eeuwen oud bloed klotst door mijn aderen. Ons familiewapen toont drie zilveren sproeten op een veld van klaprozen, waarboven twee gekruiste likdoorns.”
  7.   „Vra? Wat is nou vra?” Wat is vra?
Dit komt niet voor in de gekuiste versie van „Arie Roos als ruilmatroos”.
Het gaat om het niet uit kunnen spreken van de „r” van de Chinese kok, wanneer deze een boodschappenlijstje oplepelt vult Arie automatisch voor elke „l” een „r” in, meestal is dat terecht (zo eet de bemanning geen „walm” maar „warm”) alleen bij „vra” had hij de „l” moeten laten staan: het gaat om „vla”.
p103, Bruna versie van „Arie Roos als ruilmatroos”.
  8.   In schapen tellen had hij geen zin - dat was hem te tam. Dus telde hij illegale immigranten. Bij de vierenzestigste viel hij in slaap. Wie telde?
p45, „Trammelant op Trinidad”,
Bob telde.
  9.   Wat dronk Bennie in Harry's Bar?
Bennie dronk Whisky. Arie en Jan kunnen dat aan zijn adem ruiken als hij in het gammele huisje z’n maat te hulp komt.
10.   Hoe is de vloedgolf ontstaan waarvoor Masters Trinidad per radio wil waarschuwen?” p180, „Trammelant op Trinidad”,
Jan duwt Arie uit de heli de Caraïbische zee in.
11.   de Dobermans, Hennie & ... ?
Bonzo, bijvoorbeeld op p98 in „Een klopjacht op een kapitein”, later komt er nog een Johann bij in „Een raderboot als zilvervloot”.





De Schrijver Zelf
Gert Huber


Natuurlijk zijn er mannen van middelbare leeftijd onder ons, die hun klassieken niet kennen of anderszins een ongelukkige jeugd hadden. In het algemeen gesproken kan dit toegeschreven worden aan het verzuim van de ouders om, op het juiste moment en in de juiste dosering, de boeken uit de Bob Evers serie ter beschikking van de adolescent te stellen. De door deze omissie bereikte besparing van ƒ 4,50 per ingebonden deel staat in geen verhouding tot het blijvende gebrek in de literaire opvoeding van de jeugdige ongeletterde.


In mijn geval geschiedde de kennismaking met het illustere drietal buiten de intentie van mijn ouders om: Van der Heide kwam begin jaren zestig regelmatig bij ons over de vloer, niet zozeer omdat mijn literaire scholing hem ter harte ging, dan wel omdat hij nogal gecharmeerd was van mijn moeder - een eer die zij ongetwijfeld met velen deelde.

Nadat hij bij zijn eerste bezoek bemerkt had, dat zich in de nabijheid van het jachtobject een elfjarige bemoeial ophield, trachtte hij zijn pad te effenen door het uitreiken van geschenken - een tactiek zo oud als de mensheid. Deze werkwijze had succes: Na lezing van het eerste boek („Wilde Sport”) trachtte ik mijn moeder tot meer frequente uitnodigingen te bewegen, waarbij ik met moeite een bestelling voor de door mij gewenste titels inslikte. Natuurlijk was de prijs van vier-en-een-halve gulden voor een ingebonden boek ook in die tijd niet hoog, maar toch nog altijd zo’n twee maanden zakgeld - zo breed hadden we het niet.

Mijn herinneringen aan de Schrijver Zelf, zoals hij bescheiden zijn boeken signeerde, bestaan hoofdzakelijk uit een studentikoos type, een woeste snor en tamelijk onbetekenende praatjes, die vooral over hemzelf gingen. Ik vond dat echter geen enkel bezwaar: hij had iets bruisends over zich dat je op die leeftijd zelden nog tegenkomt.

Meer stoorde mij zijn vergeetachtigheid: Behalve dat hij bij sommige bezoeken tot mijn grote teleurstelling geen boeken meebracht bestond hij het eens mij tot tranen te brengen door een geschonken boek terug te vorderen als ware het slechts geleend. Ouderlijke bemiddeling redde mijn gekoesterde „Vreemd Gespuis”.

In de schaarse gesprekken over zijn boeken die hij mij toestond beging ik de domheid hem triomfantelijk op enige onjuistheden in zijn Opus Magnum te wijzen - hij was niet iemand die kritiek van een onderdeurtje met een brede glimlach aanvaardde en ik vreesde reeds mijn bron te hebben doen opdrogen. Wel sprak hij zijn zorgen uit over het steeds ouder worden van de drie vrienden. Ze deden inmiddels al eindexamen, en wat moest hij daarna? Mijn suggestie om ze eenvoudigweg niet ouder te laten worden - zie Donald Duck, welke jongen maalt daarom - werd met een verachtelijk zwijgen afgedaan.

Behalve voor geestelijk voedsel zorgde de Schrijver ook voor meer wereldse zaken: Enkele malen bracht hij een krat Coca Cola mee - dat was me wat! Bij ons thuis werd op zijn hoogst ranja gedronken. Cola en Sinas waren ongekende luxes die slechts in restaurants en bij vermogende vrienden op tafel kwamen. En dan plots zo’n prachtige, geelhouten krat vol met buikflesjes. Het kon niet op. Ik mocht zelfs het statiegeld innen, het was werkelijk niet te geloven. Pas jaren later, toen ik in de paperback-uitgaven opeens London Tonic tegenkwam, begreep ik hoe hij aan al die Cola kwam en waarom in de verhalen in de meest onzinnige situaties plotseling merknamen opdoken.

Uiteindelijk bezorgde hij mij een tiental boeken, waarvan een aantal met ruime pen gesigneerd. Pogingen om het restant bij de Openbare Bibliotheek te lenen mislukten - de bibliothecaris liet weten de boeken te slecht geschreven te vinden om in zijn collectie op te nemen. Tevergeefs wees ik hem op werken als Arendsoog, De Vijf en Biggles, die mijns inziens veel slechter waren en lang niet zo leuk, maar hij was niet te vermurwen.

Tenslotte kreeg ik de serie pas in mijn studententijd, met de pockets, compleet. Hoewel je er bij iedere herlezing op latere leeftijd steeds meer fouten en onwaarschijnlijkheden in ontdekt, blijven de boeken een heerlijk tijdverdrijf en nodigen uit tot hardop lachen - iets dat me verder eigenlijk alleen bij Adriaan en Olivier en sommige werken van Bomans overkomt.





Onder het vergrootglas
Geerten Meijsing


In 1965 - ik was toen vijftien jaar - ben ik van huis weggelopen en in de winter met een vriend naar Italië gelift. Het toeval wilde dat we op oudejaarsavond in Zürich werden afgezet en dat we om warm te blijven en de nacht door te komen onze toevlucht zochten in de stationsrestauratie.

Zürich daarentegen, in tegenstelling tot Basel (dat een uitstekende serie wachtkamers heeft), presteert niets meer dan een lange, rommelige soort van kantine, met kale tafels en een enorm buffet, waarin bediend wordt door vermoeid uitziende Duits-Zwitserse meisjes, die niet eens kans zien de tafeltjes schoon te houden. < ... >
„Het lijkt hier warempel wel een bootwerkers-kantine,” zei Jan. „Of iets van het Leger des Heils. Niets voor dat keurige Zwitserland.”
In de enorme ruimte zaten honderden arbeiders met grauwe zakken, lompe schoenen en baarden van drie of vier dagen, aan kale tafels vol wijnringen. De meeste hadden glazen wijn voor zich staan, anderen slap uitziende koffie. Sommige lagen te slapen met hun hoofden op hun armen, anderen hingen ver achterover in stoelen die op hun achterpoten leunden en er uit zagen of zij elk moment met een klap achterover konden slaan. De ruimte was vervuld van een enorm geroezemoes van luid gepraat, waar doorheen een constant gekletter van vaatwerk en het schrille gerinkel van bellen klonk.


Dit is wat ik ook zag: die treurige atmosfeer is door Van der Heide precies getroffen.
Het is te gemakkelijk om te raden uit welk Bob Evers-deeltje deze sfeerbeschrijving komt, omdat de jongens maar een keer in Zürich opereren. Het fragment is een van de talloze voorbeelden waarin Van der Heide het interieur van een café of stationsrestauratie beschrijft, altijd met speciale aandacht voor de couleur locale. De schrijver bracht dan ook heel wat tijd in dit soort openbare gelegenheden door. Dat de drie vrienden, in de arme tijd van de jaren vijftig, ook in elk avontuur menig café of restaurant binnenstappen, en daar bestellen wat hen maar lief is, was altijd een van de paradijselijke kanten van de Bob Eversboeken. Er wordt veel gegeten en gedronken in de boeken, en er wordt altijd uitgebreid vermeld wat ze bestellen en verorberen (en niet alleen wanneer het om Droste-repen of London Tonic gaat). Ik ken geen boeken waarin zoveel gegeten wordt, en waarin het scenario of het script (zoals dat in literatuurtheoretische termen heet) van het café een zo belangrijke rol speelt. De inrichting, de bediening, de sfeer, het publiek, het horeca-personeel vooral, met zijn hebbelijkheden, zijn door Van der Heide buitengewoon scherp geobserveerd.
In de tijd dat ik met Waterman omging, woonde ik nog in Haarlem, terwijl hij meestal in Amsterdam verbleef. Vaak werd ik laat op de avond door hem opgebeld met het verzoek onmiddellijk naar de stationsrestauratie te komen voor een dringende bespreking. Meestal bleek de kwestie niet zo dringend: maar het was al genoeg om met hem de sfeer te delen van een nachtelijke stationsrestauratie. Hij voelde zich in een openbare gelegenheid op zijn gemak, meer thuis dan bij hem thuis, en ik voelde mij opgenomen in het avontuur.





Vraag- en antwoordrubriek


vraag:

nu Peter de Zwaan de serie voortzet, wordt deze geschreven in een tijd anno nu?

antwoord:

voor zover wij weten spelen de avonturen inderdaad in de tegenwoordige tijd.

vraag:

is er een indicatie te geven voor de prijs van gebonden boeken?

antwoord:

gebonden boeken zonder stofomslag circa ƒ 15,00 tot ƒ 30,00; met stofomslag ongeveer het dubbele van deze prijzen, afhankelijk van de druk en de staat waarin de boeken zich bevinden.

vraag:

tot en met welk nummer zijn de boeken in de gebonden uitvoering verschenen?

antwoord:

tot en met nummer 32.







Het grote Documentatiealbum (deel III) getiteld „Willem Waterman” is klaar
Hans & Ton Kleppe


Een werkexemplaar van het documentatiealbum is klaar. Dat betekent dat de verderop vermelde inhoud vrijwel vaststaat en alleen enkele details nog gewijzigd kunnen worden. De omvang is 390 bladzijden.

Het documentatiealbum, waarvan gedeelten reeds zijn verschenen in de door ons in een oplage van dertig stuks in 1988 en 1989 uitgegeven delen I en II, vormt de afsluiting van een trilogie over het leven en de boeken van W.H.M. van den Hout (1915 - 1985).
W.H.M. van den Hout liet zich gewoonlijk Willem Waterman noemen en schreef onder meer onder dat pseudoniem. Onder het pseudoniem Willy van der Heide werd de Bob Evers serie geschreven.
Ook publiceerde hij o.a. onder de namen Willy Waterman, Silvia Sillevis, en Victor Valstar.

Wij maken degenen die de delen I en II bezitten er op attent dat vrij veel uit deze delen nogmaals is opgenomen in deel III. Ook vermelden wij dat enkele artikelen uit het album niet geschikt zijn voor kinderen.
De omvang is 390 bladzijden op A-4 formaat, het album zal worden uitgevoerd met een 160-grams zware kaft en een ringband.
Wij wijzen u er uitdrukkelijk op dat niet alle artikelen uitstekend leesbaar zijn. Dat komt omdat er kopieën van kranteartikelen uit de jaren veertig en vijftig in het album voorkomen die er niet meer zo goed uitzagen.

De inhoud van het album is als volgt:
1.

Speciale bijdragen
-   een bijdrage van Marie-José van den Hout, het zusje van Willy van der Heide, getiteld „Puttees”,
-   een voorwoord van Peter de Zwaan, de huidige auteur van de Bob Evers serie,
-   een zeer uitgebreide verhandeling getiteld „Willem Waterman en Bob Evers” van Geerten Meijsing, bestuurslid van het Bob Evers Genootschap.

2.

Bibliografische gegevens
-   een complete bibliografie.

3.

Biografische gegevens
-   ongeveer 65 artikelen uit kranten en tijdschriften over Willy van der Heide.

4.

Verhalen
-   ongeveer 15 verhalen door en over Willy van der Heide, variërend van zijn column in Cinema en Theater uit 1943 tot een op schrift gesteld interview met hem uit 1983 door H. Waser en R. Jas (eerder verschenen in „Het verschijnsel”).

5.

Uit het archief van het Bob Evers Genootschap
-   correspondentie tussen leden van het bestuur en Willy van der Heide,
-   brieven van fans aan Willy van der Heide en het Genootschap,
-   de examenvragen van destijds om toegelaten te worden tot het Genootschap,
-   fotomateriaal.

6.

Korte inhoud van de Bob Evers serie inclusief de Zuid Afrikaanse uitgaven.

7.

Correspondentie van Willy van der Heide met diverse uitgevers en enkele andere personen.

8.

Diversen
-   oud advertentiemateriaal, Nieuwsbrief 2e jaargang nr. 1 en allerlei andere curieuze zaken.


Elk exemplaar wordt voorzien van een geschreven volgnummer, deze nummers worden toegekend in volgorde van binnenkomst van de bestellingen.
De oplage wordt vastgesteld aan de hand van het aantal binnengekomen bestellingen.

Het documentatiealbum is slechts te bestellen gedurende de maanden juli, augustus, september en oktober 1995. Uiterlijk 31 oktober sluit de intekening voor dit eenmalige project. De productie is gepland in november en de verzending in december 1995.
Het album wordt tegen kostprijs aangeboden verhoogd met enveloppe en portokosten. Teneinde beschadiging te voorkomen zal het album worden verzonden in een golfkartonnen enveloppe of kartonnen vouwdoos.

U kunt bestellen door het onderstaande bestelformulier duidelijk (liefst met de schrijfmachine of anders in blokletters) in te vullen en naar het redactieadres op te sturen (het opsturen van een kopie is uiteraard toegestaan). Vul het onderstaande formulier dus a.u.b. volledig en uitermate duidelijk in (wij ontvangen aanvragen voor de Nieuwsbrief die bijna niet te lezen zijn). Denk er bij voorgenomen verhuizing aan dat u het voor december 1995 geldende adres opgeeft!
Gelijktijdig met het opsturen van het bestelformulier dient u het verschuldigde bedrag door middel van een overschrijving vooruit te betalen (geen cheques).
Het bedrag dient bijgeschreven te worden op girorekening nummer 212866 ten name van de Bob Evers Nieuwsbrief, Hans & Ton Kleppe, te Papendrecht.

Het album kost:                                ƒ 33,65.
Door de bijkomende kosten van een enveloppe of doos, porti en de eventuele kosten van aantekenen wordt het totale bedrag als volgt:

aantal
exemplaren
kostprijs
album
enveloppe
of doos
porti aantekenen totaal
prijs
mogelijkheid
1 33,65 1,25 6,50 --- 41,40 A
2 67,30 1,25 7,05 --- 75,60 B
3 100,95 5,50 8,15 --- 114,60 C
4 134,60 5,50 9,00 --- 149,10 D
5 168,25 5,50 9,00 --- 182,75 E
1 33,65 1,25 6,50 4,50 45,90 F
2 67,30 1,25 7,05 4,50 80,10 G
3 100,95 5,50 8,15 5,25 119,85 H
4 134,60 5,50 9,00 5,25 154,35 I
5 168,25 5,50 9,00 5,25 188,00 J
buitenland            
1 33,65 1,25 12,00 --- 46,90 K
1 33,65 1,25 12,00 4,50 51,40 L

Hoewel verzending naar het buitenland in principe mogelijk is raden wij u dit af, dit in verband met bankkosten die in mindering op uw betaling kunnen worden gebracht en de kans van zoekraken van het album.
Indien u familie of vrienden in Nederland hebt, is het misschien mogelijk om de betaling en de verzending via hen te laten lopen.
Indien de naam van de besteller niet dezelfde is als de naam waar de betaling van afkomstig is, vermeldt dit dan op het bestelformulier.

Wij aanvaarden geen aansprakelijkheid voor het mogelijk in het ongerede raken van het verzonden album, wel bestaat de mogelijkheid om de zending aangetekend te laten verzenden.
»   Let op. Aantekenen is niet verplicht, aan u de keus!



BESTELFORMULIER

Bestelling:
Ik kies voor mogelijkheid » ..............
Dat is een bedrag van » ƒ ...............

HET ALBUM MOET WORDEN VERZONDEN NAAR:
naam:

adres:

postcode:

woonplaats:

land:

DE VOORUITBETALING OP GIRONR. 212866 KOMT BINNEN OP NAAM VAN: ...........................................
datum van inzending     -    - 1995










Nieuwsbrief 5

Nieuwsbrief 6
als pdf

Nieuwsbrief 7

Register van
de Nieuwsbrief

Startpagina van
de Nieuwsbrief

Startpagina van
de Apriana