Nieuwsbrief 10

Nieuwsbrief 11
als pdf

Nieuwsbrief 12

Register van
de Nieuwsbrief

Startpagina van
de Nieuwsbrief

Startpagina van
de Apriana

Nieuwsbrief nr. 11
ISSN 1386-6451
januari 1998 - 6e jaargang nr. 1



Een uitgave van Hans & Ton Kleppe, buitengewoon leden van het Bob Evers Genootschap
redactieadres: Jacoba van Heemskerckstraat 7, 3351 SP PAPENDRECHT - internetredactie: nieuwsbrief@apriana.nl
http://nieuwsbrief.apriana.nl




INHOUD :
Nieuws van de redactieHans & Ton Kleppe
Verslag van de Bob Evers-bijeenkomst in Zeewolde:
Dankuwel mijnheer daarboven!
Bart Veldkamp
Rede ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan van het Genootschap
op 27 september 1997 te Zeewolde
Peter J. Muller
Column: Buikmans in ZeewoldeHenk Bergman
Recensie van deel 44: Bob Evers maakt pas op de plaats in de U.S.Kolonel Koops
De vragen van de Bob Evers quiz van 27 september 1997 te ZeewoldeJohn Beringen
Opsomming van in 1997 verschenen artikelen over de Bob Evers serieHans & Ton Kleppe
Ruilrubriek „In de Roos”(div.)
Vraag- en antwoordrubriek(div.)




Nieuws van de redactie
Hans & Ton Kleppe


Jubileummanifestatie 25 jaar Bob Evers Genootschap.
Deze Nieuwsbrief staat nog in het teken van „Zwijmelzotheid in Zeewolde”. De geslaagde bijeenkomst van 4 jaar geleden in Apeldoorn is naar onze mening overtroffen door de manifestatie van 27 september j.l., niet alleen door de schitterende accommodatie maar vooral door het geboden programma. De zaal was vol. De ijzersterke redevoeringen van Peter Muller en Henk Bergman leverden regelmatig lachsalvo’s op. De videoboodschap van
Peter de Zwaan en de documentaire „De erfenis van een zonderling” waren, mede door vertoning op groot doek, imponerend, zowel visueel als qua inhoud. Dat John Beringen behalve schrijver ook een geboren quizmaster („er kan nog van alles gebeuren”) is, hebben we kunnen ervaren, ook de kandidaten waren bijkans geniaal.
Na afloop van de film haastte iedereen zich naar de bovenzaal om de nieuwe pracht omnibus en het nieuw verschenen deel 44 aan te schaffen. Van deel 44 vindt u de recensie van kolonel Koops verderop. Om iedereen, vooral de afwezigen, in de gelegenheid te stellen om (nogmaals) kennis te nemen van de prachtige redevoeringen, hebben wij ze integraal opgenomen. Tevens vindt u het humoristische dagverslag van de hand van Bart Veldkamp in deze Nieuwsbrief.
Bob Evers heeft nu ook een eigen site op internet, te raadplegen via www.bobevers.nl.

Oproep.
Wij willen graag ook een jonger iemand de gelegenheid geven om zijn of haar mening te geven over de Bob Evers serie. Welke jongen of meisje, vanaf ongeveer 12 à 14 jaar, wil een recensie schrijven over deel 44 „Raadselrellen rond een rondreis” en eventueel van de daarna verschijnende deeltjes? De jeugdige mening over deel 44 zal geplaatst worden in de volgende Nieuwsbrief. Graag je recensie opsturen naar de redactie.

Nazending van Nieuwsbrieven.
Jack Nowee is nog steeds bereid om de reeds verschenen Nieuwsbrieven (nu de nrs. 1 tot en met 10) tegen vergoeding van de kopieer- en portokosten aan de nieuwe lezers na te zenden. Stuur voor een complete set van 10 Nieuwsbrieven een aan uzelf geadresseerde GROTE envelop, alsmede een biljet van ƒ 10,00 naar J. Nowee, Kruiskruid 21, 2771 RA Boskoop. Voor een bestelling van minder dan 10 exemplaren wordt het teveel betaalde door middel van postzegels geretourneerd of bel voor de juiste prijs van slechts enkele stuks naar Jack, telefoon: 0172-217688.

Waar zijn de Bob Evers boeken te koop?
Er bereiken ons vragen met de volgende inhoud: waar zijn de pockets te koop? Waar is de nieuwe omnibus te koop? We hebben wel eens de neiging om te antwoorden, waar had u zelf gedacht, maar een serieus antwoord is: bij de BOEKWINKEL, soms bij de tijdschriftenwinkel of bij het warenhuis met een boekenafdeling. Niet alle boekwinkels hebben de boeken steeds in voorraad maar men weet daar wel hoe ze besteld kunnen worden. Zo is het ISBN (bestel) nummer van de nieuwe omnibus 90-6056-584-3.

Wensen.
De redactie van de Bob Evers Nieuwsbrief wenst alle lezers prettige kerstdagen en een voorspoedig nieuwjaar. Grote dank aan alle medewerkers van de Nieuwsbrief vanwege hun regelmatige bijdragen; zonder hen is de uitgave van de Nieuwsbrief niet mogelijk.

De volgende Nieuwsbrief verschijnt in juli 1998. Kopij, vragen of kleine advertenties a.u.b. uiterlijk inzenden in mei 1998.





„Dankuwel mijnheer daarboven!”
Bob Evers-bijeenkomst in Zeewolde

Verslag, door Bart Veldkamp


Mystiek
Waar houdt hobbyisme op en begint professionaliteit? Het Kleppe-circus, dat in 1993 nog zijn tenten opsloeg in een zaaltje en de kantine van de uitgeverij, krijgt in 1997 een heel theater tot zijn beschikking, en weet daarvan de zaal en het balkon (en later de foyers) te vullen.
Op zaterdag 27 september 1997 wordt in Theater Arcade in Zeewolde de tweede landelijke Bob Evers-manifestatie gehouden. Wie op die ochtend dat stadje binnenrijdt wrijft zijn ogen uit en denkt dat polderblindheid hem parten speelt: het lijkt de Auto-RAI wel, van alle kanten komen bezoekers aansloffen met tassen en pakketten. Hotels in Harderwijk blijken afgehuurd te zijn geweest. Zijn dit allemaal leden van de Bob Evers-fanclub die een persoonlijke uitnodiging hebben ontvangen van M.G. Stenvert, directeur van
Uitgeverij De Eekhoorn B.V.? Of hebben deze poldergangers Nieuwsbrief nr. 10 gelezen, waarin redacteuren Hans en Ton Kleppe deze manifestatie aankondigden ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan van het Bob Evers Genootschap?
De fans spoeden zich de zaal in om nagenoeg collectief het rookverbod te overtreden. In de eerste rijen, waar de (bestuurs)leden van het Genootschap zich ophouden, is vooral de pijp een geliefd rookontwikkelingsattribuut. Enkele kleine schoonheidsfoutjes verraden dat landelijke manifestaties rond de Bob Evers-serie nog steeds niet worden geregisseerd door Endemol, maar veel scheelt het niet. Ook de fans zijn steeds professioneler geworden: zij dragen Bob Evers-T-shirts, Bob Evers-buttons en Bob Evers-ijsmutsen. Er zijn relatief veel vrouwen op deze jongensboekenserie afgekomen, en één (licht jengelende) baby. Tussen de zaaldeuren wordt een radiomicrofoon omhoog gehouden.

Genootschap
Ceremoniemeester Ton Kleppe opent de manifestatie en begroet enkele aanwezigen, onder wie Marie-José van den Hout, zus van Willy van der Heide, en gasten uit Vlaanderen. Dan geeft hij het woord aan Peter Muller, voorzitter van het jubilerende Bob Evers Genootschap, waarvan alle bestuursleden (op één na) in de zaal aanwezig zijn. Omtrent het Genootschap worden de aanwezigen niet heel veel wijzer. In „Het Bob Evers-virus” van John Beringen uit 1994 staat vermeld: „Dit genootschap heeft geen adres. Het laat zo nu en dan van zich horen.” Dat krijg je als je je statuten en andere oorkonden begraaft. Hoezeer ook het Genootschap mogelijkerwijs, zoals later wordt beweerd door Peter de Zwaan, „fantasie van A tot Z” en „flauwekul” is, wel staat vast dat de leden van het Genootschap, die bevriend waren met Waterman/Van der Heide, jarenlang vrijwel als enigen in Nederland de belangstelling voor Bob Evers publiekelijk levend hebben gehouden. Met de „revival” in 1993 kreeg de „mystiek”, zoals Muller het noemt, een nieuw momentum. Muller brengt een saluut aan de meester, die ongetwijfeld nu ergens in de kosmos zit te grinniken. Later op de dag zal Hans Kleppe de woorden spreken: „Dankuwel mijnheer daarboven!”, maar dat is dan gericht tot de engineer van het licht in het theater.

De schrijver en de fans
Peter de Zwaan, de opvolgende schrijver van de serie, richt zich tot het publiek per videoboodschap; hij bevindt zich in het zuiden van de Verenigde Staten ter voorbereiding van nieuwe deeltjes. De Zwaan heeft een noot te kraken met „de fans”, die hij indeelt in categorieën: (i) de opscheppers, (ii) de betweters en (iii) de naäpers. De Zwaan is een geestige, ietwat zure redenaar. Het valt te hopen dat „de fans” zich niet al te veel van zijn kritiek aantrekken en stiekem gewoon doorgaan met het signaleren van fouten, het controleren van plattegronden, etc. Zijn Bob Evers-fans niet typisch een soort Jan Prins-achtige techneuten die bijvoorbeeld het adres Legmeerplein 25 III, Amsterdam-W. in „De donkere kamer van Damocles” van Willem Frederik Hermans natrekken? En hoe is het Sherlock Holmes en zijn fans vergaan? Peter de Zwaan heeft natuurlijk wel gelijk dat hij, als schrijver, hiermee niets te maken hoeft te hebben.

Omnibus
Vandaag verschijnt niet alleen deel 44, „Raadselrellen rond een rondreis”, maar ook een Omnibus met een speciale herdruk van de delen 4, 5 en 6. Het eerste exemplaar hiervan overhandigt uitgeverijdirecteur Stenvert aan de voorzitter van het Genootschap, die zich bij de vraag of de Kleppe Brothers nu wel of geen (buitengewoon) lid zijn van het Bob Evers Genootschap, op de vlakte houdt. Waarschijnlijk heeft het Genootschap zijn exemplaar van „Het Bob Evers-virus” ook begraven, want blz. 69 daarvan geeft uitsluitsel.

Quiz
Vijf voorgeselecteerde kandidaten, onder wie één meisje en enkele ijsmutsendragers, moeten het podium op. Daar onderwerpt quizmaster John „Virus” Beringen hen aan een pittige Bob Eversquiz. De jury wordt gevormd door Roger „Encyclopaedia” Schenk. Het podium herbergt aldus veel deskundigheid. Afgaande op de goede antwoorden vanaf de stoelen naast mij had die hoek van de zaal vanwege ondeskundigheid eigenlijk ontruimd moeten worden. Ene Peter (niet De Zwaan) heeft 17,5 goede antwoorden op de 20 vragen en wint. De elementaire vraag: „Wat voor kleur haar heeft Bob Evers?” veroorzaakt enige consternatie. Je mag natuurlijk niet afgaan op de visie van de diverse illustratoren van de omslagen; het antwoord moet uit de teksten herleid worden. (Voor de wegblijvers: het antwoord zoekt u zelf maar op en de andere negentien vragen waren aanzienlijk moeilijker.)

Column
Henk Bergman, vaste columnist van de Bob Evers Nieuwsbrief en reeds Bob Evers-publicist in de jaren vóór de „revival”, heeft een gesproken column, beter gezegd, een vermakelijke pastiche op deel B.12. Ook hij stelt een elementaire vraag: hoe ziet een varkensleren koffer er eigenlijk uit? De pastiche bevat tal van al dan niet verhaspelde citaten, waarop de zaal met opendoekjes reageert.

Eenmaal, andermaal!
Hans Kleppe treedt op als veilingmeester van een aantal bijzondere drukken en van de originele omslagillustratie en het originele typoscript (met aantekeningen en correcties) van een van de deeltjes. Opvallend is dat er veel biedingen komen van aanwezigen „met een geruit hemd”. Prijzen en namen van bieders/kopers worden hier vanzelfsprekend niet gegeven aangezien het een besloten kring betreft. Wel mag worden vermeld dat de prijzen steeds hoger worden en dat de veilingmeester daarbij steeds beter in zijn rol komt.

Film
Na de videopresentatie nu een echte film: de eindexamenfilm uit 1996 van de toenmalige kunstacademiestudent Freddy Veenstra getiteld „De erfenis van een zonderling”, een documentaire over Willem van den Hout (a.k.a. Waterman en Van der Heide). De „mijnheer daarboven” dimt het licht en het grote doek wordt gevuld met beelden van de Kaag en café De Oude Wester. Aan het woord komt de inmiddels bekende fine fleur van het Bob Evers-circuit: zus en zoon Van den Hout, de broers Kleppe, John Beringen en de mannen van het eerste uur, de leden van het Genootschap. Hoewel deze sfeervolle film qua professionaliteit een goede afsluiting is van het officiële programma van de manifestatie, zorgt de ietwat sombere toon er toch ook voor dat sommige fans licht bedrukt de zaal verlaten. Het leven en de persoon van Waterman (een „dubieus mens”) maken een fan er nu eenmaal niet vrolijker op. Zijn Bob Evers-boekjes gelukkig wel! (Voor een recensie van deze film door Geerten Meijsing, zie Nieuwsbrief nr. 9.)

Foyer
Wie in de zaal nog niet heeft gerookt kan in de foyer opsteken. Boven in het theater staan tafels klaar waar koop- en ruillieden hun waar kunnen uitstallen. Dit maakten we ook mee in Apeldoorn in 1993, maar nu gebeurt ook dit op grotere schaal. Voor een rechtgeaarde Bob Evers-fan is het aanbod om je vingers bij af te likken; de reguliere antiquariaten in het land kunnen wel inpakken. Er liggen ook secundaire uitgaven van en over de schrijver. Er liggen zelfs Discount Certificates voor de „Encyclopaedia Britannica”. En wat ook nieuw is, is dat Bob Evers een grote vlucht heeft genomen op het Internet. Een groepje fans wordt in de wandeling aangeduid als „de Internetters”; volgens een journalist zijn er 1.121 Internetbronnen. Uitgeverij De Eekhoorn zit op www.bobevers.nl. Er zijn dus behalve stands ook sites. De raarste objecten gaan van hand tot hand; de fans vormen een creatief volkje. De uitgeverij doet goede zaken met de Omnibus en met deel 44, en als we uitgever Stenvert mogen geloven is de CD „Candle In The Wind” van Elton John hier een kleine jongen bij. Sommigen schaffen meer dan één exemplaar aan om in het buitenland een reservecollectie op te bouwen. Wie eerst gaat lunchen in het café van het theater ziet al gauw een buurman aanschuiven die zijn soep naar binnen lepelt terwijl hij deel 44 openvouwt. Hier kun je uren doorbrengen, en sommigen doen dat ook, maar wie onder de plak zit moet naar huis.
Hulde, dank en complimenten aan de onvermoeibare Kleppes. Maar wat moeten zij over pakweg vijf jaar verzinnen? Zijn de studio’s in Aalsmeer dan groot genoeg?





Rede ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan van het Genootschap
op 27 september 1997 te Zeewolde

Peter J. Muller, voorzitter van het Bob Evers Genootschap


Dames en heren, geachte aanwezigen, en in het bijzonder - vanzelfsprekend -
Marie-José van den Hout - het is mij als voorzitter van het Bob Evers Genootschap een eer en een genoegen U allen op deze heuglijke dag toe te mogen spreken.
Vier jaar geleden op 2 oktober 1993 vond de eerste grootschalige Bob Evers- manifestatie plaats rond het thema „Gejubel om een jubileum” waarmee bedoeld werd de verkoop van vijf miljoen exemplaren en de bijzonderheid dat het EERSTE gepubliceerde Bob Evers-verhaal, in 1943, werd afgedrukt in het tijdschrift Jeugd.
Nog vers in de herinnering ligt de prachtige jubileumrede van mijn geacht medebestuurslid Geerten Meysing, een rede die op indrukwekkende wijze werd voorgedragen door bestuurslid Coen van der Linden.
Helaas was ik zelve die gedenkwaardige dag niet in staat in Apeldoorn aanwezig te zijn, omdat mijn aanwezigheid op het eiland Kreta door de toeristen-industrie aldaar reeds besproken, in kannen en kruiken en dus dringend gewenst was.
Thans, bovenal door de tomeloze inzet van Hans en Ton Kleppe, twee namen die ik met grote eerbied uitspreek (en ik zie mijn medebestuursleden instemmend knikken), en mede mogelijk gemaakt door uitgeverij De Eekhoorn, zijn wij vier jaar verder en wederom, wat stijver en strammer geworden, scharen wij ons eendrachtig en broederlijk rond het doel waarin wij ons allen, op een welhaast mystieke manier, verbonden weten, en dat doel, geachte aanwezigen, is, en zal tot in lengte van dagen blijven, de bestudering van de Bob Evers-serie, en het levend houden van- en eer bewijzen aan de nagedachtenis van een van de meest markante mannen die mijn pad, en dat van mijn mede-bestuursleden, ooit gekruist heeft: de „one-and-only” Willy van der Heide, alias Willem W. Waterman, alias teveel om op te noemen.
Het mede-bestuurslid Meysing omschreef hem in zijn toespraak van 4 jaar geleden zo treffend: „Een grote man met een rafelige snor en een scheepspet op en een stem die buiten hoorbaar was, gekleed in een corduroy broek, een militair hemd en een houtje-touwtje jas.”

Het is in de Bob Evers-serie - de beste jongensboeken-serie ooit geschreven, moest zelfs Martin van Amerongen toegeven) - dat wij de schepper van de drie avontuurlijke knapen Jan, Bob en Arie eer willen bewijzen en postuum hulde en dank willen brengen.
Tegelijk zien wij, Bob Evers-fundamentalisten, in dit doldrieste drietal de geest van Willy van der Heide oprijzen, zo voelbaar - bijna tastbaar - in iedere regel tekst die hij uit zijn „Adler” type-writer ratelde. Daarmee geef ik al aan: iedere authentieke dus niet gemoderniseerde regel tekst!
Als voorzitter van het Bob Evers Genootschap zeg ik het de ware Bob Everiaan van harte na, sterker nog, draag ik hem dwingend op: ER MAG NIET GEKNOEID WORDEN IN DE OORSPRONKELIJKE TEKSTEN.
Het Bob Evers Genootschap wil hierin klare wijn schenken. Ons standpunt moge duidelijk zijn, zoals Meysing in 1993 u reeds voorhield: „Waterman schaamde zich niet voor wat hij schreef; laat de man nog enigszins in zijn werk, in zijn gekkigheden van stijl en meningen, aanwezig blijven. Terug naar de bronnen, de geschreven tekst, zoals de strijdkreet van de filologen luidt.”

Ook nu wil ik deze strijdkreet laten horen.

Het is een zaak die hoog op de genootschappelijke agenda staat en die nu al 25 jaar onze bezorgde aandacht heeft. Denk niet dat het altijd leuk is om bestuurslid van het Bob Evers Genootschap te zijn!
U moet echter goed begrijpen, dit soort zaken zijn niet van de ene dag op de andere geregeld.
Wéét dat achter de schermen in alle stilte en ernst het Bob Evers Genootschap, zij het met tussenpozen, gestaag doorwerkt, en dat de verantwoordelijkheid, dit stukje Nederlands cultuurbezit zo ongeschonden mogelijk aan de komende generaties door te geven, zwaar terneer drukt op de schouders van de bestuursleden.

Nu wij op deze dag in Zeewolde bij het 25-jarig bestaan van het Bob Evers Genootschap stil staan, wil ik kort in gaan op de vraag die ons nogal eens bereikt - en die in alle onbeschaamdheid luidt: „Wat heeft het Bob Evers Genootschap de afgelopen 25 jaar zo allemaal uitgespookt en waarin heeft dit geresulteerd?”
In deze open en tot op het bot gedemocratiseerde maatschappij wellicht een voor de hand liggende vraag, maar tevens een vraag die voor het Genootschap minder eenvoudig te beantwoorden is dan u wellicht denkt, omdat wij ons nu eenmaal in eer en geweten gebonden en gehouden weten aan het op dit punt onwrikbare principe van het Bob Evers Genootschap, dat alle genootschappelijke activiteiten ten strengste geheim zijn.
Veel meer, geachte aanwezigen, kan ik hierover niet zeggen.
Ik volsta dan ook met een verwijzing naar die regenachtige decemberdag in 1972 toen in een metalen koker de statuten en andere niet nader te noemen documenten van het Genootschap, in het bijzijn van de meester, begraven werden in de grond voor het Centraal Station in Amsterdam, waar nu het gereconstrueerde Noord-Zuid-Hollands Koffiehuis bovenop staat.
Aan die statuten en aanhangsels die daar begraven werden, hebben wij ons te houden, en ALS wij ons hullen in geheimzinnigheid en raadselen, dan weet u - dat heeft een historische achtergrond, een historische reden die zich aan iedere eigentijdse logica onttrekt.
En ik hóór het goedkeurende grinniken, langzaam overgaand in een oorverdovend gebulder, daar hoog in de hemel of waar ook in de kosmos, waar de geest van de meester, het kan niet anders dan instemt met datgeen dat daar voor de eeuwigheid in historische grond begraven ligt.

Geachte aanwezigen, ik stipuleerde reeds - het Genootschap arbeidt in stilte, komt in stilte bijeen met één uitzondering, de prachtige film „De erfenis van een zonderling” door Freddy Veenstra - en verheugt zich in stilte bij het zien van de grote belangstelling die zich rond de Bob Evers-serie de afgelopen jaren aan het afspelen is - met opnieuw één uitzondering: deze dag waarop het voltallige bestuur deelt in uw vreugde en in uw eerbied voor de Bob Evers-boeken in het algemeen, en de herinnering aan haar geestelijk vader in het bijzonder.
Een andere vraag die ik wel eens hoor, is uit hoeveel leden het Bob Evers Genootschap sinds de oprichting in 1972 bestaat. Ik kan daar kort in zijn, de enige leden van het Bob Evers Genootschap zijn - tot nu toe - de bestuursleden zelve.
Ik weet niet of ik een indiscretie bega - ik kijk mijn mede-bestuursleden aan - maar in de 25 jaar van ons bestaan is het nog niemand gelukt om door de ballotage te komen. Er zijn wel pogingen in die richting ondernomen, ik meen voor de laatste keer in 1981, maar helaas, dat liep slecht af. De arme drommel kwam van een koude kermis thuis. Ik treed daar liever niet over in details. Bestuursleden van het Bob Evers Genootschap leiden een eenzaam bestaan, maar om met Victor Hugo te spreken: „De eenzaamheid brengt de poëzie, die altijd in de mens is, tot ontwikkeling.”

Het slot naderend van mijn toespraak, wil ik de gebroeders Kleppe nogmaals, mede namens het Bob Evers Genootschap, dankzeggen voor de meer dan voortreffelijke wijze, voor de ernst, de toewijding en de liefde waarmee zij de naam van Willy van der Heide en de Bob Evers-serie levend houden.
Bob Evers is hun levenswerk geworden en zonder jullie, Hans en Ton, waren wij vandaag niet bij elkaar geweest.
Binnenkort bereikt jullie dan ook een uitnodiging voor een Genootschappelijk diner in het Noord-Zuid-Hollands Koffiehuis, zodat wij, gezeten pal boven de waterdichte Bob Evers-koker, het glas kunnen heffen op de schrijver Willy van der Heide. Jullie mogen dan kiezen tussen Coca Cola of London Tonic, met uit naam van de schrijver, daar een flinke scheut cognac of jenever in.

Ook wil ik, namens het Genootschap, mijn grote waardering uitspreken voor Peter de Zwaan, die voor de ondankbare taak stond na het overlijden van Willy van der Heide de Bob Evers-serie voort te zetten, en zich van die taak op bewonderenswaardige, meer dan voortreffelijke wijze heeft gekweten. Wij rekenen op zijn begrip voor het feit, dat wij, als hoeders der originele geschriften, daartoe aangewezen en bevestigd door Willy van der Heide zelve, zuiver in de leer moeten zijn en dat wat dat betreft onze horizon inderdaad niet verder reikt dan „Bob Evers verovert [sic!] Fort B”.

Dames en heren aanwezigen, vandaag staat in het teken van de inmiddels 54-jarige Bob Evers. Voor ons, die zijn geestelijk vader zo van nabij gekend en meegemaakt hebben, die hem hebben horen scheiden en vloeken, hebben horen lachen en zingen, die hem, maar helaas in steeds mindere mate, hebben zien schrijven, is dit een dag van vreugde, omdat Bob Evers springlevend en niet kapot te krijgen is, maar ook een dag van weemoed, omdat wij Willy van der Heide, alias Willem W. Waterman, nog dagelijks missen.
Willem, wij brengen jou een eerbiedig saluut, militairement zoals je dat het liefst zag, en u, dames en heren, wens ik een fantastische dag en heel veel Bob Evers toe!! - Ik dank u wel.





Buikmans in Zeewolde
Henk Bergman’s column


Enkele malen ben ik de afgelopen jaren door een groepje fanaten uitgenodigd deel te nemen aan een ontdekkingstocht naar vanuit Bob Evers-standpunt gezien belangrijke plaatsen. Om diverse laag-bij-de-grondse redenen kon ik niet op die verzoeken ingaan en de ene keer dat ik wel had ingestemd om mee te doen had ik op het laatste moment moeten afzeggen. Het betrof die keer een tripje naar Zeeland, om daar mee te helpen bij de opsporing van een door Bob Evers achtergelaten goudstaaf. Voorts zouden we met eigen ogen de plek kunnen aanschouwen waar Hennie Schol ondervraagd was door de wachtmeester der rijkspolitie Van Praay en waar hij, wanhopig poëzie-regels citerend, geprobeerd had zijn aanwezigheid onder de nachtelijke Zeeuwse hemel te verklaren. En vlak daarbij moesten zich nóg twee curiosa bevinden: de sloten waarin vader Roos tweemaal kopje onder was gegaan.
Jammer dat ik dat alles had laten passeren. Of eigenlijk: niet alleen jammer, maar ook een gemiste kans. Werd het niet eens tijd dat ik een blijvende bijdrage aan de Bob Evers-kunde leverde in de vorm van gedegen empirisch onderzoek? Ik had dan wel door de jaren heen in diverse media enkele volgens kenners „aardige” stukken over Bob Evers gepubliceerd en ik had die column in de Bob Evers Nieuwsbrief, maar dat alles was toch maar Spielerei vanachter het bureau. Erop uit en thuiskomen met tastbare resultaten - dát en niet minder was de taak van de echte Bob Evers-onderzoeker.

Tot die conclusie gekomen, drong zich onherroepelijk de vraag op wat mijn bijdrage dan wel zou kunnen zijn. Ik had mij natuurlijk kunnen laten opsluiten in een kelder, vervolgens alle daar aanwezige kranen openzetten en zien of ik echt aan de verdrinkingsdood zou ontsnappen. Ik had een ongetwijfeld verhelderende reis naar Pittsburgh kunnen maken om aldaar eerst zo onopvallend mogelijk onderzoek te doen in de spoelbakken van de wc’s op de expeditie-afdeling van warenhuis The Galleries en vervolgens een diepte-interview te maken met Walter Kettering. In één moeite door zou ik dan een afspraakje maken met Tootsie Griff, zogenaamd om te zien hoe het er met haar nagels voorstond, maar eigenlijk omdat ik gewoon gek ben op meisjes met wijdopen, helblauwe ogen die je kunnen aankijken als een heldere vijver van onschuld.

Maar uiteindelijk verwierp ik al deze gedachten, simpelweg omdat ik een beter idee had gevonden. En zoals zo vaak gold ook hier weer dat eenvoud het kenmerk van het ware is. Ik zou mij ontfermen over het transport van een varkensleren koffer van Utrecht naar Scheveningen om die aldaar in pension Zeerust te overhandigen aan een zekere Buikmans. Een klusje voor een zieke kip, maar het zou voor eens en altijd antwoord geven op de vraag of die Willy van der Heide nou een fantast was of niet. Want zegt u zelf: als mijn bevindingen bij zo’n eenvoudige opdracht al niet zouden kloppen met wat die Van der Heide beschreef, dan was er toch gerede aanleiding om al zijn andere, onnoemelijk ingewikkelder beweringen ook in twijfel te gaan trekken.
En dus wachtte ik op een snoeihete dag, zoals die in de pinkstervakantie soms onverwacht uit een strakblauwe hemel komt vallen. En toen die er was, begaf ik mij spoorslags naar het station in Utrecht en installeerde mij in het midden van de centrale hal. Treinreizigers onder u kennen die hal wel: een paar honderd meter in het vierkant, met aan één zijde de loketten en aan de andere kanten winkels en eet- en drinkgelegenheden. Helemaal lekker voelde ik me eerlijk gezegd niet, want stom genoeg had ik die morgen bij het vertrek mijn portemonnee vergeten. Het gevolg was dat mijn maag tegen mijn ruggegraat plakte, want van de drie broodje rosbief die ik mijzelf had toebedacht in de croissanterie die zich slechts op een tiental meters afstand bevond, had ik natuurlijk moeten afzien. Misschien was de fysieke misère wel van mijn gezicht af te lezen, want op een gegeven moment richtte een vrouw, die twee aan, ijsjes likkende kinderen achter zich aan sleepte, het woord tot me en vroeg of er wat aan scheelde. Rot op mens, dacht ik, maar ik bleef beleefd. „Een beetje buikpijn,” zei ik glimlachend. „Niets bijzonders hoor.” Ik wilde zo gauw mogelijk van die vrouw af, want anders zou ik wellicht de man met de varkensleren koffer missen en om hem was het toch allemaal begonnen.
Gelukkig had het incident geen kwalijke gevolgen, want kort daarna zag ik een man die een koffer droeg om zich heen kijken op een manier van „ik zoek eigenlijk iemand”. Ik realiseerde me opeens met enige schrik dat ik hoegenaamd niet wist hoe een koffer van varkensleer eruit ziet. Maar het feit dat het een zongebruinde man met een zwart snorretje was, deed mij weer wat gemakkelijker ademhalen. Dat moest hem toch echt zijn. Ik liep naar hem toe en sprak hem aan. „Ik moet me wel sterk vergissen als u niet Van Busekom heet,” zei ik op een toon die geen tegenspraak duldde, want ik was nu echt toe aan die drie broodjes ros en een kop koffie. „Zeker, zeker,” antwoordde hij, toch enigszins op z’n hoede. „Maar waar is uw vlot uitziende, slappe, lichtgrijze hoed,” vroeg ik daarna, want ik wilde absolute zekerheid. „Allemachtig, die ben ik vergeten,” zei Van Busekom. „Neem me niet kwalijk, ik ben niet helemaal in goede doen, mijn vrouw ligt thuis ziek in Nijmegen, dat zal het wel zijn.”
Ik nam de koffer van hem over. „Maar weet u dan wel aan wie u die koffer moet overhandigen,” vroeg Van Busekom nog. Ik keek hem meewarig aan en vroeg me af of ik hem moest vertellen dat ik „Kabaal om een varkensleren koffer” vaker heb gelezen dan enig ander boek. Maar ik zei alleen maar: „Natuurlijk, en ik weet dat meneer Buikmans er om zit te springen, dus ik ga nu gauw op weg.” Hij haalde een biljet van vijftig gulden uit z’n bruinleren portefeuille en overhandigde het me. „Dan ga ik nu snel naar mijn vrouw,” zei bij, en verdween in de richting van de uitgang. Ik begaf mij naar de loketten. Er stond geen rij en ik kocht een kaartje naar Den Haag. Alles liep gesmeerd.

Maar de ontnuchtering kwam snel. In de lobby van pension Zeerust zat Buikmans al ongeduldig op me te wachten. Hij zag er goed uit en ik moest me wel sterk vergissen of hij was zelfs een paar kilootjes afgevallen. „Bent u daar eindelijk,” vroeg hij, toen ik de koffer voor hem neerzette. „Ik zit met smart op u te wachten.” „Maar waarom bent u niet op het strand,” vroeg ik, toch een tikje opgelaten. „Ja, ik ga daar een beetje aan het strand liggen als er een koffer met belangrijke inhoud voor me wordt bezorgd,” zei Buikmans. „Wie denkt u dat ik ben?” Ik reageerde geschokt. „Maar als u die koffer nu zo van mij aanneemt, kan ik vanmiddag Scheveningen niet op stelten zetten en dan blijft Arie Roos Schevenings recordhouder voor het verwekken van een zo groot mogelijke paniek in zo kort mogelijke tijd ... met zo weinig mogelijk middelen. Hoe moet dat nou? Ik had dat record zó graag willen verbeteren.” Buikmans keek me aan of hij het in Hansweert hoorde donderen. Maar opeens leek hem een licht op te gaan. „U hebt toen u jong was zeker te veel boeken van Willy van der Heide gelezen,” zei bij. „Ik ken ze ook wel. Prachtige boeken. Eén daarvan speelt zelfs in een pension dat wel een beetje op dit lijkt en als ik me goed herinner draait de hele geschiedenis om een koffer. Toevallig, vindt u niet?” Hij nam de koffer op en liep richting lift met een lenigheid die je vaak bij dikke mensen ziet. Met de liftdeur in de hand draaide hij zich nog een keer om en zei: „Hij kwam wel eens hier in Scheveningen, die Van der Heide. Aardige man. Maar wel een eerste klas fantast.”

(Tekst uitgesproken tijdens de Bob Evers-dag in Zeewolde op 27 september 1997)





Bob Evers maakt pas op de plaats in de U.S.
Recensie van deel 44

Kolonel Koops   ®


Deel 44, „Raadselrellen rond een rondreis”, is het vervolg op „Bizarre klussen met vakantiebussen”, waarin het Amerikaanse touringcaravontuur begon. Het raadsel is nog niet afgewikkeld, en „Listige loeren in Las Vegas” wordt als vervolg aangekondigd. Onze drie helden rijden van hot naar her in een gehuurde Ford Econoline, een Chrysler LeBaron, een Ford Taurus en op een ontvreemde Honda XL 250 cc-motor; een gehuurde Volkswagen Rabbit blijft het hele boek lang op een parkeerterrein staan. Actie genoeg zou je op het eerste gezicht zeggen.
Als dit weer het middendeel van een drieluik is - Peter de Zwaan heeft aangekondigd dat de jongens nog een tijdje in de Verenigde Staten blijven, maar een vier- of vijfluik zal hij er toch niet van willen maken - doet zich een bekend euvel voor. In mijn recensie van deel 41, het middendeel van het Oost-Duitse motorblokkenavontuur, schreef ik dat de drie jongens pas op de plaats maken en niet veel verder komen. Ook toen was het openingsdeel wel dynamisch, net als het slotdeel, maar het midden niet. Hoe komt dat?
In dit deel wordt geen belangwekkende nieuwe persoon geïntroduceerd, ook al een veeg teken: iedereen die een rol van betekenis spoelt kennen we al. En, vooraf, de jongens komen niet veel verder in hun opdracht en lijken zich daar niet bijzonder druk om te maken. „Geen spat” (blz. 107) schieten ze op. En op blz. 109-111 gaat Jan in een foyer zitten, lopen, naar buiten, en terug naar de foyer. Waarom zoveel nadrukkelijke beweging zonder resultaat? De wetmatigheid is toch vanouds dat de jongens òf succes boeken, òf tegenslag hebben? Of, volgens een bekende literatuurwet: er mag geen mus van het dak vallen zonder bedoeling.
De jongens lijken niet fanatiek en maken geen haast. Waarom, bijvoorbeeld, blijven Bob en Arie allebei hangen bij de picket line voor de jubilerende garage Pete’s Palace als ze wachten op Holden? Om een knokpartijtje mee te maken? Omdat ze een koele plek gevonden hebben? Dat kan niet waar zijn bij deze inmiddels ervaren crime fighters. Waarom gaat niet één van hen het UST-gebouw verkennen?
Dan de pluspunten. In het begin zoekt Bob een stuk draad. „Hij scharrelde rond op een open plek (...) en zag ( ... )”, waarna een mooie beschrijving volgt van wat Bob allemaal aan nutteloze troep vindt. Het is in de Willy van der Heide-traditie essentieel dat dit allemaal opgesomd wordt. De scènes rond bovengenoemde autogarage met dovende verlichting en met veel rumoer en herrie deden mij af en toe denken aan de nachtelijke scènes rond het circus in „Drie jongens als circusdetective”, deze passage is sfeervol. Het mechanisme rond de werkstaking wordt door Bob, de Amerikaan, op een voor een jongensboek aardige manier uitgelegd, net als trouwens de concurrentie tussen twee busmaatschappijen (het enige aan tussen-ontknoping wat de jongens aan het eind van het boek weten te oogsten). Van het Amerikaanse ontslagrecht worden de jongens zelf de dupe. En de vraatzucht van Arie speelt ditmaal een zeer originele rol (en biedt de gelegenheid Jan en Bob iets beter uit de verf te laten komen). Er worden uitgekookte telefoongesprekken gevoerd.
De schrijver, Peter de Zwaan, heeft bij meer dan één gelegenheid kritische woorden gesproken tot „de fans”. Uw recensent is natuurlijk ook een fan, maar hier in de eerste plaats recensent. Jan Prins loopt in dit boek rond met een credit card. Daarmee neemt hij, door de nood gedwongen, bij een bank contant geld op. Weet Jan niet dat dit een relatief dure service is van een credit card, nog duurder dan ermee pinnen? Kan Jan daarover niet wat meer klagen en mopperen? (Trouwens, als je de jongens nu een credit card geeft willen ze volgende keer een cellular phone.) De episode waarin Jan te maken heeft met de twee niet al te frisse Amerikaanse broers die hem vinden in een blokhut is vreemd. Deze jongens zijn, zo te lezen, hillbillies of rednecks (andere woorden: white trash of trailer park trash) en worden „levensgevaarlijk” genoemd: wie Amerika een beetje kent loopt het dun door de broek, maar Jan doet nogal luchtig en ontspannen. Jan is ook vrij zelfverzekerd en vrijmoedig ten opzichte van zijn ontvoerder, en we weten uit de film hoe het kan aflopen als je bent vastgebonden in iemands camper. Ligt het aan Jan, of zijn de boeven niet eng genoeg?
Het bovenstaande bevat kritiek, zeker, en ik heb geprobeerd niet te muggeziften. Zo zal ik niet opmerken dat het woord „gall” (girl) in het liedje „I found my gall in Kalamazoo” met één „l” moet worden, gespeld. Maar, laat ons niet vergeten te constateren dat je ook dit boekje weer in één ruk uitleest en dat je nooit het idee hebt dat dit géén Bob Evers is: complimenten die het bovenstaande reduceren tot gepruttel in de marge.

Raadselrellen rond een rondreis”, Peter de Zwaan, Uitgeverij De Eekhoorn, ISBN 90 6056 576 2, 189 pag., ƒ 7,75.





De vragen van de Bob Evers quiz van 27 september 1997 te Zeewolde
John Beringen


vraag 1:

(uit deel 25)   hoe heten de twee horlogesmokkelaars?

vraag 2:

(uit deel 20)   wat voor auto kopen de jongens aan het begin van het verhaal?

vraag 3:

(uit deel 13 en 9)   welke gewoonte hebben detective Colenbrander en ingenieur Dausenberg gemeen?

vraag 4:

(uit deel 28)   hoe vaak zegt Dick Parsons dat Jan en Arie een boodschap voor Kresse hebben?

vraag 5:

(uit deel 15)   wat eet Arie om tien voor half drie ’s nachts in een hotelkamer in Nijmegen?
a:   hij bijt in een stuk kaas
b:   hij neemt bedachtzaam een hapje uit een Droste pastille
c:   hij breekt een stuk worst af
d:   hij begint een reep chocolade af te pellen.

vraag 6:

(uit deel 24)   hoeveel diplomatieke kisten, met daarin o.a. juwelen, heeft Fred Rivers?

vraag 7:

(uit deel 16)   welke pijnstiller geeft Arie aan de Duitser aan boord van de Surfpride?
a:   aspirine
b:   chefarine 4
c:   soneryl
d:   glifanan.

vraag 8:

(uit deel 31)   hoeveel Mark zit er in het koffertje dat Arie mee moet nemen vanuit het Grethenweg hotel in Frankfurt?

vraag 9:

(algemene vraag)   welke kleur haar heeft Bob?

vraag 10:

(uit deel 14)   Jan, die als binnensluiper door Bonzo is betrapt, vertelt aan Bonzo, dat hij het echtpaar Doberman komt waarschuwen voor de politie. Wat is er zogenaamd gebeurd?

vraag 11:

(uit deel 14)   welk merk motorfiets heeft Sjoerd van Hasselt?

vraag 12:

(uit deel 19)   hoe heet de in schadevergoedingsprocessen gespecialiseerde advocaat?

vraag 13:

(uit deel 8)   in welke plaats woont Munno Prins?

vraag 14:

(uit deel 30)   waar zijn de basluidsprekers in Harry’s Bar van gemaakt?

vraag 15:

(uit deel 32)   hoe heet de bungalow die geheim agent Bernard Cnall huurt?

vraag 16:

(uit deel 29)   hoeveel schilderijen zal Bob naar het bagagedepot van het station van Frankfurt of Wiesbaden brengen?

vraag 17:

(algemene vraag)   wat voor ongewone verzameling heeft Bob Evers?

vraag 18:

(uit deel 7)   van wie is het idee om fietskogeltjes in de sloten van de deuren te laten glijden en waar is dit ooit eerder uitgehaald?

vraag 19:

(uit deel 6)   hoe heet het schip waar de plunjezak van Jackie Brass is te vinden?

vraag 20:

(uit deel 22)   voor hoeveel geld zijn de gestolen juwelen van bankier C.W. Praed verzekerd?


Test je kennis van de Bob Evers serie met bovenstaande vragen, de antwoorden komen in de volgende Nieuwsbrief. De uitslag van de quiz op 27 september j.l. was:
Peter Neutkens14,5 punt
Frank Hölsgens13,5 punt
Lourens Albeda12,5 punt
Ger Derksen11,5 punt
Yovka van Santen11,5 punt
Iedere goed beantwoorde vraag leverde één punt op; iedereen had vraag 4 fout. De vragen 3, 7 en 15 werden door alle kandidaten goed beantwoord.





Opsomming van in 1997 verschenen artikelen over de Bob Evers serie
Hans & Ton Kleppe


De vlucht naar Bob Evers” door H. van ’t Veen, 5 april 1997
„Bob Eversdag zet kroon op heuse jongenscultus” door H. van Reenen, Veluws Dagblad, 30-8-1997
„Bob Evers gaat nooit verloren” door P. van Weerdenburg, De Telegraaf, 24 september 1997
„Bob Evers-virus is ongeneeslijk” door Abe Nijdam, o.a. Brabants Nieuwsblad, Nieuwe Noordhollandse Courant en Utrechts Nieuwsblad van 27 september 1997
„Bob Evers haalde kam door blond haar” door T. Dijkstra, Veluws Dagblad, 29 september 1997





Ruilrubriek „In de Roos”


ruilen:

Bob Evers pockets nrs. 1 t.m. 32+34+35+gebonden delen (zonder omslag) nr. 12 (2e druk) en 16 (3e druk) + alle Nieuwsbrieven voor b.v. postfrisse postzegels van o.a. Duitse gebieden, Indonesië, Thailand, China of zaken 2e W.O., J. Huizer te Rhoon, 010-5013217.

aangeboden:

oorspronkelijke koperen drukplaten van stofomslag voor „Een meesterstunt in Mexico”. Het geheel bestaat uit drie cliché’s, één grote puntgaaf en twee kleinere die iets minder mooi zijn. Ze zijn bij elkaar ingelijst achter niet spiegelend glas. Bod gevr. tot twee weken na verschijnen van deze Nieuwsbrief, B. J. Verburgt, Wijhe, 0570-521922.

gevraagd:

Zuid-Afrikaanse B.E. boeken, deel 2+3, Ruud Rooij, Lindelaan 9, 1405 AA Bussum, 035-6919612.

ruilen:

aangeboden Bob Evers gebonden delen (zonder stofomslag) nrs. 2 en 5. Gevraagd de nrs. 19, 22 t/m 32, Bert Hennephof, 035-6018354, semadigit 06-5868.3965, e-mail wuk@nob.nl.

aangeboden:

B.E. gebonden boeken: deel 3. „Sensatie op een Engelse vrachtboot” (zonder omslag) 2e druk, J. Nowee te Boskoop.

gevraagd:

gebonden boeken deel 10: „Een speurtocht door Noord-Afrika” en deel 20: „Lotgevallen rond een locomotief”, „De smokkelvaart van de Maia” en „De erfenis van een zonderling”, J. Nowee te Boskoop, tel. 0172-217688.

gevraagd:

De erfenis van een zonderling” door Willy Waterman (Uitg. De Palm, Antwerpen), Evert van der Spek (zie onder).

aangeboden:

De slag bij Arnhem” door Victor Valstar (orig. uitgave Stenvert 1955); „De avonturen van Woutertje Wipneus” door Willy van der Heide (uitg. Gradivus 1980), „Wonderlijke maar waargebeurde verhalen” door W.H.M. van den Hout (uitg. Loeb 1984), Evert van der Spek, Volkerak 17, 2641 SV Pijnacker, tel 015-3697966, fax 015-3695742

aangeboden:

B.E. serie pockets, de nrs. l, 2, 2, 5, 17, 19, 22 en 29. Graag hiervoor terug deeltjes boven nr. 32, met uitzondering van nr. 35, A. van Dijk, Kerspellaan 5, 9351 JP Leek 0594-513410.

aangeboden:

tot boek te verwerken kopieën van: „De erfenis van een zonderling”, „De geheimzinnige schat”, „Toen ik een nieuw leven ging beginnen, enz”, „De smokkelvaart van de Maia”, en „De Gil”. Verder aangeboden B.E. serie de nrs. 9, 28 en 30 gebonden boeken zonder stofomslag, Rob Gronloh tel. 0182-631008.

gevraagd:

omnibus 1 van de Bob Evers serie, de Bruna-omnibus van deel 34+35, „De smokkelvaart van de Maia”, „Een woestijn raakt zoek”, Rob Gronloh 0182-631008.







Vraag- en antwoordrubriek


vraag:

hoe kom ik aan de Bob Evers omnibus, jubileum uitgave 1997?

antwoord:

deze prachtige omnibus is uitgegeven ter gelegenheid van het 25 jarig bestaan van het Bob Evers Genootschap, met gebruikmaking van het originele materiaal van de eerste uitgaven. De nieuwe omnibus omvat: „Een overval in de lucht”, „De jacht op het koperen kanon” en „Sensatie op een Engelse vrachtboot”. De omnibus is verkrijgbaar bij de boekhandel, of aldaar te bestellen; het ISBN nr. is: 90-6056-584-1.

vraag:

op de foto bij het artikel in De Telegraaf van 24 september j.l. staat Ton Kleppe afgebeeld met 45 Bob Evers boeken. Hoe kan dat; er zijn er immers maar 44?

antwoord:

het antwoord is simpel. Zoals de briefschrijver in zijn brief al opperde zijn er dubbele exemplaren bij.

vraag:

graag informatie over het Bob Evers Genootschap in het algemeen en over een abonnement op de Nieuwsbrief in het bijzonder.

antwoord:

tot het Bob Evers Genootschap, dat dit jaar juist 25 jaar bestaat, kan men alleen op verzoek van het bestuur en na ballotage als lid toetreden. Meer hierover leest u in de jubileumrede, van de voorzitter van het Bob Evers Genootschap, die in dit nummer is opgenomen. De Bob Evers Nieuwsbrief is niet het officiële orgaan van het Bob Evers Genootschap maar wordt door twee leden van het Genootschap uitgegeven. De Nieuwsbrief kent geen contributie en dus ook geen abonnees. De Nieuwsbrief wordt echter na schriftelijk verzoek van de potentiële lezers twee maal per jaar, in januari en in juli, kosteloos en vrijblijvend toegezonden.

vraag:

ik wil graag de Bob Evers serie compleet hebben; hoeveel delen zijn er?

antwoord:

in september 1997 is deel 44, „Raadselrellen rond een rondreis”, verschenen. Recensie op blz. 107 van de Nieuwsbrief.

vraag:

kan ik meer info krijgen over „Herrie in Haarlem” (zie blz. 200 van het documentatiealbum „Wetenswaardigheden over Willem Waterman”).

antwoord:

de redactie heeft geen exemplaar van deze „witte” Bob Evers uitgave en kan dus niet voor kopieën zorgen. De letters M. en V. zijn de eerste letters van de achternamen van de auteurs. Na enig gepuzzel moet de vragensteller die in het bezit is van Wetenswaardigheden enz. hier zelf uit kunnen komen.

vraag:

kan de redactie een hoofdstuk schrijven van het thans op de Internetpagina http://www.geocities.com/Yosemite/Trails/2017/bobl.htm begonnen vervolgverhaal?

antwoord:

het samenstellen, kopiëren en verzenden van de Nieuwsbrief kost zoveel tijd dat we dit liever aan anderen overlaten.

opmerking:

vragen en opmerkingen van lezers kunnen, gelet op de factoren portokosten en tijd, in het algemeen niet persoonlijk beantwoord worden, hiervoor dient de vraag- en antwoordrubriek van de Nieuwsbrief. De redactie van de Nieuwsbrief heeft geen Internet, of e-mail adres, maar slechts een ouderwetse brievenbus.









Nieuwsbrief 10

Nieuwsbrief 11
als pdf

Nieuwsbrief 12

Register van
de Nieuwsbrief

Startpagina van
de Nieuwsbrief

Startpagina van
de Apriana