Nieuwsbrief 39 |
Nieuwsbrief 40 als pdf |
Nieuwsbrief 41 |
Register van de Nieuwsbrief |
Startpagina van de Nieuwsbrief |
Startpagina van de Apriana |
Nieuwsbrief nr. 40 ISSN 1386-6451 | januari 2013 - 20e jaargang nr. 1 |
INHOUD : |
Nieuws van de redactie | Roger Schenk & John Beringen |
Prijsschieten op een premiejager: een oproep | Peter de Zwaan |
Willem W. Waterman - een soms terecht gehate man | Paul van den Hout |
Een overval in de lucht en De jacht op het koperen kanon als hoorspel | John Beringen |
Honorarium | Roger Schenk |
(Gast)column : Arie besteedde een paar minuten aan het zoeken naar een nachtbel... | Arie van der Zouwen |
20 gekken als detective | Roger Schenk |
Wij gedenken de broer van Bob Evers | John Beringen |
Brief aan Driek van Wissen d.d. 12 juli 1977 | W.W.W. |
Modern sprookje, deel 1 : Roodkapje | P. P. Preuts |
Enkele fotos van Key West | Hans Kleppe |
Column: Onder het vergrootglas (nieuwe serie 13) : Achtste lustrum B.E.G. | Geerten Meijsing |
2 0 1 3 : e e n z w a r t e f i l m | Paul van den Hout |
Dé biografie.
Zoals iedereen zich ongetwijfeld als de dag van gisteren herinnert, kondigde Johan van der Ploeg in Bob Evers Nieuwsbrief 17 (januari 2001) aan dat hij bezig was met het schrijven van een biografie van Willem van den Hout, de schrijver die wij allen zon warm hart toedragen: datzelfde hart dat zo zwaar te verduren heeft: sindsdien klopt het namelijk almaar ongeduldig... Het Nederlands Dagblad kondigde op 31 oktober 2003 aan dat Johan van der Ploeg hoopte rond 2009 de beloofde biografie te kunnen publiceren. De broze gezondheid van Johan was er debet aan dat onze harten ongeduldig bleven kloppen; een enkel dierbaar hart hield helaas op met kloppen: Marie-José van den Hout wilde voor haar dood ook graag een exemplaar van de biografie van haar broertje aan haar borst drukken. Het is er helaas niet van gekomen; ongeduldig als zij immer was, verzocht Marie-José Nieuwsbrief-redacteur Roger Schenk lang geleden in die quasi-plechtige stijl die zo onlosmakelijk verbonden is met de familie Van den Hout officieel en met klem of híj die lang verbeide biografie wilde schrijven. Omdat Roger Johan niet in de wielen wilde rijden, hield hij de boot af (voor zover de combinatie wielen - boot tenminste mogelijk is).
Inmiddels is het helaas maar al te duidelijk geworden dat de gezondheid van Johan van der Ploeg dusdanig achteruit is gegaan, dat zijn levenswerk er niet meer van zal komen. Maar... toen Paul van den Hout diezelfde Roger op 14 november jongstleden - na een bezoek aan de voormalige woonboot van Pauls vader, nota bene! - in die quasi-plechtige stijl die zo onlosmakelijk (enz.) officieel toestemming verleende om een biografie van zijn vader te schrijven, was het besluit snel genomen. De leden van de Bob Evers-groep op facebook weten het al langer, maar bij dezen kan ik, Roger Schenk, ook de lezers van deze Nieuwsbrief dus plechtig beloven: die biografie van Willem kómt er!
Wannéér ze komt, hangt van verschillende factoren af, maar dát ze er komt, staat als een paal boven water; gelijk een Crick Darry zeg ik nooit ergens balkenbrij op, dus ik hoop dat jullie genoegen nemen met mijn plechtige belofte: cross my heart and hope to die. Een voorlopige werktitel is er ook al: Willem W. Waterman. Van beroep: allitererend avonturier. Nu alleen nog even de inhoud...
Met twee naaste familieleden van Willem die mij toestemming hebben verleend, mag je zelfs van een geautoriseerde biografie spreken. Uiteraard zal ik de lezers van de Nieuwsbrief met enige regelmaat op de hoogte houden van de vorderingen. Het zou natuurlijk fantastisch zijn als de biografie op de honderdste geboortedag van Willem gepresenteerd zou kunnen worden, maar ik weet niet of de datum 3 juni 2015 te ambitieus is.
Maar met of zonder biografie: wie reeds over een agenda 2015 beschikt, doet er verstandig aan om zaterdag 6 juni alvast te reserveren voor een grote manifestatie in en om Den Bosch!
Prijsschieten op een premiejager: een update.
Op 1 en 2 september j.l. vond in de Westergasfabriek in Amsterdam de manifestatie Manuscripta, de opening van het nieuwe boekenseizoen, plaats. Normaal gesproken is dit natuurlijk één grote reünie van alle mogelijke en onmogelijke Grachtengordeldieren (dus een ideale gelegenheid om beroemdheden en would-be beroemdheden te spotten), maar in dit geval had ook een beroemde schrijver van buiten de Grachtengordel zijn komst aangekondigd: niemand minder dan Peter de Zwaan zou geïnterviewd worden door een zekere Jasper Henderson over zijn aanstaande roman, De bruiloften van Annika Kommer; Peter de Zwaan had aangekondigd dat hij na dit officiële gedeelte open zou staan voor vragen betreffende Bob Evers deel 52.
Omdat de redactie van de Bob Evers Nieuwsbrief - in tegenstelling tot wat vaak wordt gedacht - niet eenkennig is, wil zij ook wel eens wat beroemdheden spotten, zoals Özcan Akyol, Nico Dijkshoorn, Philip Freriks, Kristien Hemmerechts, Geert Mak, Connie Palmen, Tomas Ross, Rosita Steenbeek, Teigetje en Woelrat, toog zij, gewapend met een camera, richting Amsterdam; maar - we geven het ruiterlijk toe - de voornaamste drijfveer was toch vooral de nieuwsgierigheid naar dat vermaledijde deel 52 en de aankondigde mogelijkheid om boeken te laten signeren. In de ochtend was de redactie o.a. aanwezig bij een interview met Ronald Giphart, die met verve de voordelen van e-readers zat op te sommen in een zaaltje vol nogal sceptisch kijkende mensen, om vervolgens aan te kondigen dat hij ging signeren. Willem van den Hout kan trots zijn op de redactie van de aan hem gewijde Nieuwsbrief, want zij kreeg de lachers op haar hand door doodleuk de (helaas onbeantwoorde) vraag te stellen hoe Giphart zich het signeren van een e-book voorstelde...
Ettelijke uren (en interviews) later was het de beurt aan Simone van der Vlugt om in een overvolle Zuiveringshal de lachers op haar hand te krijgen door het in een interview met de hierboven al genoemde Jasper Henderson bij voortduring te hebben over een triller (op zn Grachtengordels uitgesproken, dus met een t in plaats van een θ; onvoorstelbaar voor iemand die haar brood verdient met het schrijven van thrillers...). En om kwart voor drie brak dan eindelijk het hoogtepunt van de dag aan: het interview met Peter de Zwaan; dat wil zeggen: voor ons een hoogtepunt, maar niet voor de plaatselijke incrowd, want die liep braaf en masse achter Simone van der Vlugt aan, waarschijnlijk om een door haar geschreven triller te laten signeren. Hadden wij eigenlijk al vermeld dat De Zwaan van ver buiten de Grachtengordel komt? Hoe dan ook, op deze manier trok hij slechts ongeveer de helft van het aantal belangstellenden van Van der Vlugt; onbekend maakt blijkbaar onbemind en dat is zonde, want zodoende hebben veel mensen de nuchtere Tukkerhumor van dé thrillerschrijver van Nederland moeten missen; wie het interview wel hoorde, zal het met ons eens zijn dat dit interview een verademing was tussen alle (pseudo-)Mokumse zelfingenomenheid. Het interview ging aanvankelijk over De Zwaans nieuwste thriller, De bruiloften van Annika Kommer, tenminste, dat dacht de interviewer...
Net als zijn voorganger op Bob Evers-gebied blijkt Peter thuis een archief te hebben, boordevol krantenartikelen betreffende gekke voorvallen en zo mogelijk nog gekkere personen. In Enschede en omgeving houden de laatste paar jaar - afgezien van de plaatselijke FC - slechts twee themas de gemoederen bezig; een daarvan is het vliegveld Twente, ooit een militair vliegveld, maar in de vaart der volkeren willen lokale overheden er een burgerluchthaven van maken, met alle (financiële, milieutechnische en organisatorische) perikelen van dien. Tegen deze achtergrond speelt De bruiloften van Annika Kommer, een werkelijk zeer lezenswaardig boek, waarin Peter de meest bizarre typetjes uit zijn collectie krantenartikelen heeft verzameld; Annika Kommer is niet alleen specialist in het verzorgen van bijzondere bruiloften, maar ook in het opstrijken van verzekeringsgelden. Maar, zoals gezegd, Jasper Henderson dacht dat het hele interview over deze thriller zou gaan, maar De Zwaan zou De Zwaan niet zijn als hij niet al een paar stappen verder was: gaandeweg nam hij het gesprek over en vertelde honderd-uit over zijn volgende roman, die De Loverman - een volwassen versie van het bekendere fenomeen loverboy - moet gaan heten; de hoofdpersoon is dat andere thema dat de Twentenaren momenteel bezighoudt: een zekere neuroloog, wiens naam op dat moment voor ons net zo onbekend was als voor de gemiddelde Heilbronner googelaar! Inmiddels weten heel Nederland en heel Duitsland om welke hoofdpersoon het hier zal gaan; we kijken met nog meer belangstelling dan anders uit naar De Loverman.
Na het interview was er de gelegenheid om boeken te laten signeren door onze eigen hoofdpersoon, maar omdat De bruiloften van Annika Kommer nog niet signabel was - het boek zou pas op 9 oktober verschijnen - en we alle thrillers boeken van Peter de Zwaan natuurlijk al lang en breed thuis hadden, maakten we van de gelegenheid gebruik om ons eigen exemplaar van Clandestiene streken op een cruiseschip te laten signeren. Intussen hadden we tijd genoeg om de schrijver het hemd van het lijf vragen omtrent dat beroemde deel 52. In grote lijnen kwamen zijn antwoorden overeen met de tekst hieronder in zijn eigen oproep. Reageer alsjeblieft allen, want jullie zijn toch zeker ook van mening dat dat deel er gewoon moet komen?
De bruiloften van Annika Kommer, Amsterdam: Cargo|De Bezige Bij, 2012; ISBN 9789023475279.
Peter de Zwaan | Peter de Zwaan en Jasper Henderson; boven beide heren de voorkant van De bruiloften van Annika Kommer |
Tja... wat doet een vrachtautootje uit de tijd van Jan, Bob en Arie nou in het Spoorwegmuseum? | Geen zorgen: het is een exemplaar van de Nederlandse Spoorwegen, voor de gelegenheid opgevrolijkt met enkele reclameposters van Frans Mettes. In de verte is het rood-witte lint te zien. |
Deel 52 van Bob Evers, Prijsschieten op een Premiejager, is zoals jullie weten al een tijdje klaar. De eerste twee hoofdstukken hebben op mijn website gestaan en ik had een vernuftig aanschafsysteem bedacht voor de volgende acht.
Een te vernuftig systeem.
Een euro voor een hoofdstuk, dus tien euro voor het hele boek, het was het soort idee dat je krijgt en uitvoert voor je erover gaat nadenken.
Het werd dus niks.
Het ging om 500 deelnemers en die komen er heus wel, maar niet voor eind 2014.
Nadat ik op mijn website meldde dat het experiment was gestopt kwamen de aanmeldingen binnen; niet bij tientallen, maar druppelsgewijs … tot op de dag van vandaag.
Dank voor de euro's, en gegeven is gegeven, maar het experiment is echt gestopt.
Goed. Wat dan wel?
Er zijn verschillende mogelijkheden:
1. | Ik ga het boek in eigen beheer uitgeven. Dat betekent dat ik behalve schrijver, uitgever word, inpakker, verzender, administrateur en klaagpaal ingeval een boek niet aankomt. Ik zal niet zeggen dat ik er intens naar uitzie, maar het is een mogelijkheid. Ik stel me voor dat Prijsschieten op een premiejager in dat geval 12 euro gaat kosten. Plus verzendkosten, en ik heb geen idee hoe hoog die zijn. |
2. | Ik zoek samenwerking met een bestaande uitgeverij. Dat scheelt werk waar ik weinig zin in heb, zoals dat verpakken, versturen en administreren, maar daar staat tegenover dat samenwerken geen woord is waar ik me bij voorbaat gelukkig bij voel. |
3. | Ik doe helemaal niets en laat deel 52 van de roemruchte Bob Evers-serie eindeloos chambreren op een usb-stick. |
Toen ik medio jaren zeventig aan de Amsterdamse Keizersgracht werkte op de redactie van het radio- en tv-programmablad TeleVizier, gingen we s middags meestal buiten de deur lunchen. Het was een tijd waarin het geld en de banen nog voor het oprapen lagen en niet alleen de jongeren onder ons zich geen enkele zorgen maakten over de dag van morgen. Dat lunchen gebeurde, in de periode waarin ik bij het blad aantrad, altijd in hetzelfde cafeetje om de hoek, Het Heertje, in, men raadt het al, de Herenstraat, hartje Jordaan dus. Om redenen die hier niet relevant zijn, beviel het de overige redactieleden, voor het merendeel gelouterde ouderen dan ik, daar sinds enige tijd niet meer. Op een gegeven moment stelde ik, redelijk bekend in de Jordaan als ik was, dan ook een alternatief voor: café Het Smackzeyl, even verderop, hoek Prinsen- en Brouwersgracht. Dat voorstel werd aangenomen, het établissement viel in de smaak, en al spoedig werden wij er lunchhabituees. En, zoals gezegd, er werd goed verdiend, zodat zes tot acht rijkelijk besproeide middagmaaltijden per werkdag voor de uitbater een niet te versmaden verhoging van zijn omzet betekenden.
Op zekere dag had ik een aanleiding om mijn beter betaalde collegas eens te fêteren. Het was een mooie middag, laat in het voorjaar, en we zaten aan twee aaneengeschoven tafeltjes aan het open raam. Vanaf mijn plek keek ik, over de Prinsengracht heen, pal uit op het woonschip van Willem Waterman, strategisch voor anker gegaan tussen de twee tegenover elkaar gelegen drenkplaatsen op de beide hoeken met de Brouwersgracht. De zelfverklaarde grootste schrijver van Nederland stond, als gewoonlijk, ijs en weder dienende, slechts gehuld in spijkerboek, en met een schipperspet op zijn kalende kruin, zijn tors-met-leeuwenhart te bruinen in de stralende zon. Ik riep Hoi, Willem! door het open raam, wat hij beantwoordde met een kordaat saluut, waarop ik me weer aan mijn lunch wijdde.
Even later kwam de eigenaar naar mij toe. Het was een moeilijke man, wiens voornaamste pluspunt erin bestond dat hij elke week voor zijn clientèle een bijzonder geslaagde raccourci krijttekening maakte op een schoolbord. Ken jij die man? blafte hij me toe.
Jazeker, zei ik, dat is mijn vader.
ERUIT!
Pardón?
ERUIT!
Deze lapidaire zinswisseling leidde begrijpelijkerwijze tot enige consternatie bij mijn tafelgenoten, zij het minder bij mij. Ik had soortgelijke incidenten rond Willem wel vaker meegemaakt, al had ik als gewoonlijk geen flauw idee wat er aan de hand was. Toen ik daarnaar informeerde, kreeg ik als enige reactie hetzelfde korzelige consigne toegebeten, zodat ik opstond, de betaling van de lunch tijdelijk in handen stelde van een collega, en het café uit en naar de redactie terug liep.
Geruime tijd later pas heb ik gehoord hoe de vork in de steel stak. De eigenaar, hij heette Bert meen ik, als gezegd een moeilijk mannetje en een stevige alcoholist, was getrouwd met een zeer lieve vrouw, die door dik en dun achter hem bleef staan. Soms echter werd manliefs gedrag zelfs háár te veel en ontzegde ze hem de toegang tot de echtelijke slaapkamer, die boven het café was gelegen. Bij zulke gelegenheden placht Bert op het pothuis van zijn zaak te klauteren om zich via regenpijp en slaapkamerraam een weg te kletteren naar zijn rechtmatige sponde.
Kort vóór de hierboven geschetste lunch was dat weer eens gebeurd. Deze keer echter was Bert met zijn beschonken hoofd van de vensterbank éénhoog op het schuine dak van het pothuis gelazerd en vandaar op straat gestuiterd. Hij had al met al een lelijke tuimeling gemaakt, waaraan hij zelfs blijvend oogletsel zou overhouden, en lag bloedend en kreunend op straat. Dit alles was vanuit zijn roefje waargenomen door de immer op andermans wee met leedvermaak reagerende Waterman. Die was het dek op gelopen en had, zonder zich ook maar enigszins te bekreunen om het lot van het slachtoffer, met zijn bralstem de volgende Witz het water over geworpen: Dat komt ervan, als je je café Het Smackzeyl noemt!
Het was niet de eerste keer dat ik werd geconfronteerd met het verfijnde gevoel voor humor van deze auteur, die vanwege de ware kunst niet regarderende redenen weliswaar lang is miskend, maar zich ten slotte dankzij zijn benijdenswaardige talent voor het menselijk-oerkomische terecht zoveel blijvende fans voor zijn Bob Evers-serie heeft weten te verwerven.
Hoewel ik met die Bert nimmer bevriend ben geraakt en zijn café sindsdien ben blijven mijden, heb ik, na het horen van deze toedracht, enig begrip kunnen opbrengen voor zijn indertijd door mij als zeer onheus ervaren optreden.
In de vorige Nieuwsbrief (*) maakte ik melding van het feit dat de KRO in 1954 Drie jongens en een caravan als hoorspel uitzond (in totaal in acht delen).
In het jaar daarvoor, 1953, had de VARA eveneens Bob Evers-verhalen tot hoorspel bewerkt; het gaat dan om de delen Een overval in de lucht en De jacht op het koperen kanon. Voor de goede orde eerst de uitzenddata:
Een overval in de lucht: 7, 14, 21, 28 oktober, 4, 11, 18, 25 november, 2 en 9 december 1953. In totaal 10 delen.
De jacht op het koperen kanon: 16, 23, 30 december 1953, 6, 13, 20 en 27 januari 1954. In totaal 7 delen.
Deze spelen werden geregisseerd door Willem van Cappellen (**) en uitgezonden op de woensdagmiddag, meestal tussen 14.30 u en 14.50 u, maar een enkele keer tussen 14.25 en 14.45 of tussen 14.35 en 14.55. Wat opvalt, is het opmerkelijke verschil qua lengte van beide spelen. Een overval in de lucht omvatte in totaal maar liefst 3 uur en 20 minuten; De jacht op het koperen kanon bracht het met 7 delen op 2 uur en 20 minuten. Bij elkaar opgeteld echter 5 uur en 40 minuten. Tellen we hier de geschatte twee uur bij op van de KRO-productie Drie jongens en een caravan, dan komen we zelfs op 7 uur en 40 minuten uit. Welk een genot zouden we toch beleven als we dit alles digitaal hadden en in staat zouden zijn om dat in één ruk op een druilerige zondag af te luisteren. Helaas... wij zullen genoegen moeten nemen met slechts een handjevol gegevens zoals die zijn op te diepen uit de oude radiogidsen en wat er uit een enkel archief nog opduikt. Sensatie op een Engelse vrachtboot blijkt nooit te zijn bewerkt, want op 3 februari 1954 was er in het kinderuurtje het eerste deel van Abeltje te horen. Mogelijk waren de bewerkers bang dat het eveneens bewerken van dit deel e.e.a. te langdradig zou maken en heeft men het wellicht zo aangepakt dat het briefje uit het koperen kanon echt het laatste was.
Dan nu de hamvraag: wie speelden Jan, Bob en Arie in deze producties? Daar gaan we:
Jan Prins: Johan Wolder
Bob Evers: Herman van Eelen
Arie Roos: Frans Vasen.
Dit geeft een beduidend ander beeld dan zoals wij zagen bij de KRO-bewerking van Drie jongens en een caravan (Nieuwsbrief 39), waarin weliswaar eveneens Johan Wolder de rol van Jan Prins voor zijn rekening nam, maar waar de rollen van Bob en Arie werden gespeeld door resp. Jan Borkus en Erik Plooyer. Hierover later meer. Iedereen wil natuurlijk weten hoe de rest van de rolverdeling er uit zag. Om de lezer niet te vervelen met voortdurend dezelfde rollen met de daarbij behorende namen, heb ik volstaan met slechts het noemen van de verhaalfiguren zodra zij al eerder hebben meegespeeld (en zijn benoemd) in een vorig deel.
Een overval in de lucht. Deel 1 (7 oktober 1953) : Jan Prins : Johan Wolder Arie Roos : Frans Vasen Bob Evers : Herman van Eelen Marianne, huishoudster : Hetty Berger Loketbeambte KLM : Jo Nobel Anderson : Ben Groeneveld Breitstein : Maarten Kapteyn Malherbe : Piet te Nuyl sr. Jeffries : Daan van Ollefen Lalou Lalonde, filmster : Hetty Berger (d) Howard March : Herman van Eelen (d) Jonkheer Paul : Flip van der Schalie |
Deel 2 (14 oktober 1953) : Malherbe, regisseur : Alex Faassen sr. Chauffeur : Herman van Eelen (d) Portier : Rijk de Gooyer Breitstein : Maarten Kapteyn Verdere medespelers: Jan Prins, Arie Roos, Lalou Lalonde, Jonkheer Paul en Jeffries. |
Deel 3 (21 oktober 1953) : Tante Ginny : Dogi Rugani Winstone : Bert Dijkstra Hensen, tweede piloot : Tonny Foletta Smit : Charles Mögle Verdere medespelers: Jan Prins, Arie Roos, Breitstein, Jeffries, Lalou Lalonde, Howard Marsh, Jonkheer Paul en Malherbe (v.a. deel 2 gespeeld door Alex Faassen sr.). |
Deel 4 (28 oktober 1953) : Wels : Johan Fiolet John, Marconist : Frans Kokshoorn Verdere medespelers: Jan Prins, Arie Roos, Breitstein, Jeffries, Lalou Lalonde, Howard Marsh, Jonkheer Paul en Malherbe, Tante Ginny, Winstone, Hensen, Anderson en Smit. |
Deel 5 (4 november 1953) : Jan Prins, Arie Roos, Jonkheer Paul, Jeffries, Winstone, Tante Ginny, Howard Marsh, Hensen, John (marconist), Breitstein, Smit, Lalou Lalonde, Malherbe en Anderson. |
Deel 6 (11 november 1953) : Lie, Steward : Jan Lemaire sr. Verdere medespelers: Jan Prins, Arie Roos, Jonkheer Paul, Jeffries, Breitstein, Smit, Winstone, Hensen, John (marconist), Howard Marsh en Tante Ginny. |
Deel 7 (18 november 1953) : Wels : Joop Doderer Verdere medespelers: Jan Prins, Arie Roos, Jonkheer Paul, Jeffries, Breitstein, Winstone, Howard Marsh, Lie (steward), Hensen, Lalou Lalonde, Malherbe, Tante Ginny en Smit. |
Deel 8 (25 november 1953) : Geoloog Bymond: Piet te Nuyl sr. (d) Verdere medespelers: Jan Prins, Arie Roos, Jonkheer Paul, Jeffries, Breitstein, Winstone, Howard Marsh, Lie (steward), Hensen, John (marconist), Lalou Lalonde, Tante Ginny, Smit, Wels (v.a. deel 7 gespeeld door Joop Doderer) en Anderson. |
Deel 9 (2 december 1953) : Chauffeur : Otto Sterman Luitenant : Jan Apon Judy Elephant : Enny Mols de Leeuwe Jack, butler : Peter Aryans Rodney, piloot : Joop Doderer (d) Verdere medespelers: Jan Prins, Arie Roos, Jonkheer Paul, Lalou Lalonde, Anderson, Jeffries, Breitstein, John (marconist), Hensen, Howard Marsh en Winstone. |
Deel 10 (9 december 1953) : Brown, piloot : Jan Apon (d) Chef : Piet te Nuyl sr. (d) Verdere medespelers: Jan Prins, Arie Roos, Anderson, Breitstein en Smit. |
De jacht op het koperen kanon. Deel 1 (16 december 1953) : Kolonel Prins : Rien van Noppen Marianne, zijn huishoudster : Tine Medema Verder speelt mee: Bob Evers. |
Deel 2 (23 december 1953) : John Bennet : Paul van de Lek Lois Bennet : Fé Sciarone Verdere medespelers: Kolonel Prins en Bob Evers. |
Deel 3 (30 december 1953) : Spelers: Kolonel Prins, Marianne, Bob Evers en Jan Prins. |
Deel 4 (6 januari 1954) : Mr. Brown : Bert Dijkstra Een stewardess : Nel Snel Een piloot : Huib Orizand Verdere medespelers: Jan Prins, Arie Roos, Bob Evers en Lois. |
Deel 5 (13 januari 1954) : Een telefoniste : Nel Snel (d) Portier van hotel : Jo Vischer Verdere medespelers: Kolonel Prins, Marianne, Bob Evers, Jan Prins, Arie Roos en Lois. |
Deel 6 (20 januari 1954) : Mr. Barnet : Willem de Vries Inspecteur van politie : Anton Burgdorfer Agent Verburg : Jo Vischer (d) Agent Boer : Paul van der Lek (d) Juffrouw van logement : Nel Snel (d) Een man : Wam Heskes Een vrouw : Nel Snel (d) Een tweede man : Willem de Vries (d) Een agent : Bert Dijkstra (d) Verdere medespelers: Jeffries, Jan Prins, Arie Roos, Bob Evers en Kolonel Prins. |
Deel 7 (27 januari 1954, SLOT) : Geen gegevens. |
Johan Wolder * 1922 Jan Prins | Herman van Eelen * 07/03/1920 Bob Evers | Frans Vasen * 15/11/1930 , 26/11/1995 Arie Roos |
* | Toen ik in Nieuwsbrief 39 schreef, dat Leon Povel nog steeds leefde, was dat juist; op 8 januari j.l. echter heeft de inmiddels 101-jarige hoorspelregisseur het tijdelijke met het eeuwige verwisseld. |
** | Willem van Cappellen speelde zelf ooit de rol van Ome Keesje in de gelijknamige serie. In hoorspelkringen is hij eveneens heel bekend door het stuk Brand in de Jongejan waarin hij in zijn eentje alle - acht of negen (!) - rollen speelde. |
Bij het lezen van die verhalen van John over hoorspelen zal zich bij deze of gene toch wel ooit de vraag hebben opgedrongen: Wat schoof dat nou, het schrijven van zon hoorspel?
Welnu, mogelijk kan ik daar een antwoord op geven. Op de een of andere manier bevindt zich in mijn verzameling Waterman-parafernalia een tweetal originele verzamelgiros - zoals die toentertijd heetten - van De Nederlandsche Omroep aan W.H.M. van den Hout:
27 augustus 1943 | 21 december 1943. |
Nu wij het dan toch over Willems inkomsten hebben: een kopie van een reçu uit 1958 laat zien dat Willem van De Eekhoorn een voorschot kreeg van 300 gulden (heden ten dage zou dat neerkomen op 835 euro). In dat jaar verschenen bij die uitgeverij Hoog spel in Hong-Kong, Een vliegtuigsmokkel met verrassingen, Tamtam om een torpedoboot en Buitenissigheden bij een bosbrand. In die tijd werd het honorarium van Willem bij De Eekhoorn nog bepaald aan de hand van royaltys. Uit nevenstaand contract (helaas niet HET contract waar wij allemaal zo benieuwd naar zijn: dat betreffende de rechten op Bob Evers) blijkt hoe dit in zn werk ging. Het betreft hier een contract voor de Wanda Moens-serie; als voorschot ontving Willem toen (1952) nog 500 gulden (nu 1687 euro).
Over de wisselende hoogtes van deze bedragen hoeven we ons verder het hoofd niet te breken: het gaat immers om voorschotten. Naar de exacte opbrengsten van Willems werk voor De Eekhoorn kunnen wij (voorlopig) slechts gissen.
In de jaren 60 deed Willem afstand van zijn rechten op de Bob Evers-serie, volgens sommige bronnen voor een bedrag onder een ton, volgens de meeste bronnen echter voor een bedrag net boven een ton. Dat de meeste stemmen niet altijd gelden, moge mijns inziens blijken uit een opmerking op blz 31 van Het stinkdier van Ab Pruis: Plotseling kreeg hij een geweldig grote afrekening van een serie in pocket herdrukte kinderboeken. Die som was groot genoeg om een aanbetaling te doen voor de aankoop van een pand en het toeval wilde dat enige straten verder een pand te koop stond. Willem belegde zijn geld in de aanbetaling en sloot voor de rest van de koopsom een hypotheek af. Maar ja, zon hypotheek komt als een mokerslag ieder jaar terug en dat kwam Willem vaak niet gelegen. Schoonpapa moest inspringen en daar ging Willems gevoel van eigenwaarde weer aan flarden. Uit de bewaard gebleven koopakte (zie Nieuwsbrief 28) blijkt dat het bedrag waarvoor Willem het pand Hugo de Grootstraat 26 - zeer tijdelijk! - aankocht, ƒ 60.000 (dat zou nu € 123.251 zijn, maar bedenk hoe krankzinnig de huizenprijzen zich sindsdien hebben ontwikkeld) was; ergo moet het bedrag dat Willem voor de verkoop van de rechten toucheerde, een stuk lager hebben gelegen! Zeker als we in aanmerking nemen dat hij het pand niet compleet kocht, maar volgens Pruis alleen een aanbetaling deed...
Arie besteedde een paar minuten aan het zoeken naar een nachtbel, maar die was niet te vinden. Oplettende lezertjes (maar dat is eigenlijk weer een heel andere fanclub) hebben deze zin natuurlijk meteen gedetermineerd en thuisgebracht in Een vliegtuigsmokkel met verrassingen. Een intrigerende zin! Klaarblijkelijk beschikten neringdoenden destijds over een dergelijk systeem, zodat ze altijd oproepbaar waren voor potentiële klanten.
Dorus Steensma, wellicht daartoe gemaand door zijn licht dominante vrouw, was niet in het bezit van een dergelijke voorziening. (Immers: Voor ge wit waar ge bent, kende de hele nacht voor iedereen blijven klaarstaan!)
Toch was Arie als kind van zijn tijd klaarblijkelijk wel vertrouwd met zulke faciliteiten, anders had hij er niet naar gezocht.
Jerry Miller, alias William Scranton uit Dayton (ja, nou u weer: in welke staat ligt dat?) wist de service-belknop wel rap te vinden, in de vaste overtuiging dat de hoteleigenaar (rood hoofd en met de bretels door de vaart schuin achter hem aan wapperend) prompt heet water door de leidingen zou doen stromen. Hij rekende daarmee buiten de waard met de bretels.
Om kwart over twee in een hete augustusnacht zit er vanzelfsprekend een nachtportier klaar in een hotel aan de rand van Nijmegen om voor gasten een telefoonverbinding met Amsterdam op te bouwen. (Een raderboot als zilvervloot). Als dat niet de ultieme dienstverlening is, dan weet ik het niet meer!
Hoeveel reguliere gasten (onze vrienden zijn natuurlijk niet regulier) van dit hotel zouden gebruik gemaakt hebben van de waakzame diensten van deze portier? Kwestie van vraag en aanbod?
Of gewoon doodnormale vijftigerjarendienstverlening?
De man van het tankstation horend bij de Modern-garage in Ede zat ook nog vrolijk om 22.16 uur op olie- en benzineklanten te wachten, daarin bijgestaan door een tijdschrift (nou moet u roepen: Dat was….!) en een blikken kroes vol dampend zwart vocht, geschonken uit een groene, blikken koffiepot die warm werd gehouden op een elektrisch stelletje. (Zou dat lekker zijn?)
Reken er niet op dat de man omringd was door een arsenaal aan balen chips, koelkasten vol broodjes, energiedrankjes, repen Mars, tijdschriften, beeld- en geluidsdragers en alles waar wij tegenwoordig over struikelen!
Hij verkocht olie en benzine aan klanten die daar op dat tijdstip een ernstige behoefte toe gevoelden dit te kopen en dat moest hem voorzien van een boterham.
Het bespaarde Jan en Arie in Kabaal om een varkensleren koffer in ieder geval wel de meest irritante vraag van onze moderne tijd: Wilt u nog gebruik maken van onze weekaanbieding?
Was het er allemaal wel geweest in het kantoortje met glasruiten, dan had Arie vanzelfsprekend enorm gebruik gemaakt van alles wat in de weekaanbieding was én alles wat niet in de aanbieding zat van de grote verleider en dat had dan weer meer Kabaal opgeleverd van Jans zijde.
In t Goude Hooft werd eveneens oprecht dienstverleend door een hoogst beschaafde en charmante dame met wie alles stijlvol wordt afgerekend. (Voor buitenstaanders die deze Nieuwsbrief onverhoopt in handen krijgen: het betreft hier een dame die in de betegelde catacomben vier telefooncellen in beheer had. Dit om vergissingen bij niet-ingewijden te voorkomen).
Kom er maar eens om: een echte dame, ze is beschaafd, charmant en beschikt over een grote dosis empathie. Tegenwoordig zou je haar toch meteen ten huwelijk vragen!
Voor Wim Kolstee belde ze naar tien adressen om trombones te lenen om Stampij mee te maken.
Dit, vrienden, verklaart misschien wel een beetje onze verstolen heimwee naar die tijd en onze trouwe liefde voor de boeken; we hunkeren stilletjes naar de tijd en aandacht van de ander.
In dit huis op de Soestdijkserweg Noord bewoonden Willem en Wiesje van 31 mei tot 4 oktober 1940 een etage; jaren later maakte Willem er een literair monument van door het huis toe te schrijven aan Munno Prins in Drie jongens als circusdetective. Dit huis staat ook centraal in het door John Beringen gemaakte filmpje over deze dag. |
Als Bob Evers-fan kom je op de gekste plaatsen terecht: is het niet in een Humbeeks bejaardentehuis, dan is het wel in de Amersfoortse Kabouterhut. Nadat de overigens vriendelijke bediening blijkbaar eerst uitgebreid wikipedia had geraadpleegd om uit te vogelen van welke diersoort rosbief ook alweer werd gemaakt en vervolgens het betreffende beest uit de wei had gesleurd en geslacht, konden wij ten langen leste dan toch eindelijk van een authentieke uitsmijter ros genieten. |
Stationsstraat 26B in Amersfoort was van 4 oktober 1940 tot 3 maart 1941 Willems en Wiesjes domicilie; wij kennen het pand natuurlijk ook als woning van Luuk van Genderen. | Op de Varkensmarkt in Amersfoort bevindt zich nog steeds de auto- matiek waar Jan Prins midden in de nacht aan voedsel voor hemzelf en Bob probeert te komen. |
Kroketten, nierbroodjes en humor hebben ze hier niet: de eigenaar van de automatiek raakte lichtelijk over zijn toeren toen enkele rabauwen een sinaasappel in een van de loketjes neerlegden en deze fotografeerden... © foto: Danny Engelman. | Zelfs baviaan Sankia ontbrak niet op het appel. Sankia houdt niet van de smaak van modeltreintjes: Sankia lust alleen kameleons... |
Toen ik indertijd Het verschijnsel Bob Evers schreef en hierbij de pocketversie ter hand nam, vermeldde ik dat alle drie de jongens enig kind waren. Rob van Renssen (die op de Bob Evers-dag van 30 juni 2012 beroemdheid zou verwerven) liet mij vervolgens weten dat ik even in de hardcover-versie van De strijd om het goudschip moest kijken en wel aan het einde van het verhaal, alwaar de jongens weer terugkeren in de bewoonde wereld. En daar stond het inderdaad: Bob bleek een broer en twee zusters te hebben! Dit is allemaal niets nieuws, want dit merkte ik al op in Het Bob Evers virus.
Toch fascineert het mij. Die broer en zusters van Bob zijn verderop in de serie nooit genoemd of in actie gekomen en dat zal de reden zijn geweest dat hun bestaan bij het omzetten van HCs naar pockets definitief ongedaan is gemaakt. Het had echter wel aardige taferelen kunnen opleveren als de broer van Bob zo nu en dan ook deelnam aan de avonturen. Dat deze tot en met deel 15 niet in beeld kwam, is nog verklaarbaar. Maar vanaf deel 16 (Nummer Negen seint New York) was dit wel mogelijk geweest. Dan had Bob, samen met zijn broer, een prachtige twee tegen twee thuiswedstrijd kunnen voeren als het gaat over de grappen en grollen zoals die zo vaak bij monde van Jan en Arie te bespeuren zijn m.b.t. de verschillen tussen de oude en de nieuwe wereld. Maar goed... dat zou ook betekenen dat Willem eveneens iets had gemoeten met de twee zusters van Bob. Die hadden dan niet per se hoeven mee te spelen in de verhalen, maar hadden dan wel tenminste zo nu en dan genoemd moeten worden.
Grappig detail is overigens wel dat Bob één keer in de serie (Lotgevallen rond een locomotief, blz. 207 HC én blz. 183 pocket (!)) de opmerking maakt: Mijn broertje zegt altijd: O, dat wàs al. Desalniettemin: géén (jongere) broer en géén twee zusters (meer) in de verhalen.
Nu kennen wij allemaal de wijze uitspraak die Arie Roos aan het begin van Kunstgrepen met kunstschatten doet als hij in plaats van dubbele prik een nieuw procédé voor een schuimblusser blijkt te hebben uitgevonden: Zonder persoonlijk risico is geen vooruitgang mogelijk. Welnu, onder risico zou men ook kunnen verstaan: een hypothese lanceren die wellicht als omstreden aangemerkt kan worden en/of waarvan het niet denkbeeldig is dat die sterk aan discussie onderhevig zal blijken te zijn. Ik durf namelijk te stellen dat wij nooit kennis mochten maken met de broer van Bob Evers omdat Willem op zeker moment riep: Nooit meer vrouwen in de serie. Dit gebeurde nadat hij ongelooflijk veel commentaar had gekregen vanwege het feit dat Vonnie Vassar in Tumult in een toeristenhotel Lilian met de brandslang onder vuur had genomen. Vóór dat incident konden wij nog genieten van de ondernemende Lois Bennett, die door haar vroege volwassenheid ondernemend en een tikje vrijgevochten was. Na Tumult lazen we weliswaar nog over de actie van Yettie Sanders in het caravan-avontuur, maar dat was een heel ander type dan Lois. Meer het prototype van de zorgzame dochter. Edoch... tegenstrijdig, want het is toch een vrouw die meedoet na de persistente uitspraak van Willem n.a.v. de kritiek die hij op de actie in Tumult had gekregen. Mogelijk kon hij het toch even niet laten; mogelijk was dit deel al eerder geschreven en dan laat je zon manuscript natuurlijk ook niet ergens onderin een bureaulade liggen. We kunnen er slechts naar raden. Maar, even terugkerend naar de hypothese: door het schrappen van Bobs zusters werd eveneens de aanwezigheid van zijn broer geëlimineerd. Ik stel voor om bij de eerstvolgende BE-meeting tenminste even stil te staan bij deze verhaalfiguur, die de serie nog wat meer had kunnen verrijken, maar die het levenslicht in het Bob Evers-epos nooit meer kon (of mocht) aanschouwen.
Op 21 mei 2010 overleed Henricus Cornelis van Wissen op 66-jarige leeftijd in de mooie stad İstanbul. Wij weten uiteraard allen dat Driek - zoals zijn roepnaam luidde - van 2005 tot 2009 Dichter des Vaderlands was; minder bekend is wellicht dat hij in de jaren 70 samen met Jean-Pierre Rawie verantwoordelijk was voor het Groningse literaire studentenblad De Nieuwe Clercke. En... daar komt onze Willem om de hoek kijken: in dat blad publiceerde hij namelijk zeven verhalen die later gebundeld zouden worden in Toen ik een nieuw leven ging beginnen en andere waargebeurde verhalen uit de jaren vijftig plus nog een handjevol andere stukken.
Nou blijkt er een intensieve correspondentie tussen Willem en Driek te hebben bestaan; de weduwe Van Wissen gaf meer dan twintig brieven van Willem aan Driek aan Paul van den Hout, die weer zo vriendelijk was om ze ter beschikking van de Nieuwsbrief-redactie te stellen. De brieven van Driek aan Willem zijn helaas niet bewaard gebleven en dat maakt het doorlezen van deze correspondentie niet altijd even gemakkelijk. Helaas moeten we vaststellen dat de meeste brieven gaan over De Nieuwe Clercke, hoe Willem zijn stukken daarin afgedrukt wilde hebben en Willems plannen om een nieuwe literaire stroming - de Nieuwe Tachtigers - in het leven te roepen. Over dat laatste kan ik kort zijn: die stroming kwam er niet. Wel is het duidelijk dat het hierbij ging om de schrijvers van wie verhalen bijeen zijn gebracht in de bundel De Vertellers (Loeb & Van der Velden, 1979), zoals daar zijn Jan Cremer, Hans Dorrestijn, Jip Golsteijn, Heere Heeresma, Willy van der Heide zelf, Eelke de Jong, Theo Kars en Wim Sanders.
Hieronder een van de interessantste brieven uit de hele collectie, waarin Willem iets nader ingaat op de Weinreb-affaire, zonder evenwel het achterste van zijn tong te laten zien; het is doodzonde, dat de beloofde bijlage (de Uitenboogaard-interviews) er niet (meer?) bij zitten, maar een mens kan niet alles hebben in het leven, nietwaar? Voor wie het niet meer weet even in het kort: Friederich Weinreb, een uit Lemberg (Polen; nu Lviv, Oekraïne) naar Nederland gevluchte jood, die volgens voorstanders - onder wie Renate Rubinstein - in de oorlog vele joodse levens gered heeft, maar volgens tegenstanders - onder wie Willem Frederik Hermans - juist niet. Na de oorlog zat Weinreb drieëneenhalf jaar in voorarrest, o.a. in Fort Blauwkapel, waar ook een tijdlang een zekere Willem van den Hout in voorarrest zat; beide mannen hebben in de gevangenissen in Utrecht en Scheveningen een tijdje samengewerkt: ja, Weinrebs werkzaamheden gingen in de nor gewoon door; in tegenstelling tot Willem, die na drie jaar voorarrest van rechtsvervolging werd ontslagen, is Weinreb wél veroordeeld, maar dan wel tot een gevangenisstraf die precies even lang was als de duur van zijn voorarrest.
Verder is dit bij mijn weten de enige brief waarin hij zijn zelfverzonnen titel Hoge Pontriarch van de Manicheese Wereldkerk gebruikt. We kennen een patriarch, vooruit; maar een pontriarch? Iets met een zee (Gr. pontos), Willem? Of een brug (Lat. pons, pontis)? Maar toegegeven: t is een mooie aanspreektitel! [inleiding Roger Schenk]
12 july 1979 |
Meest waarde Van Wissen, |
a) | Gelieve als naam en pseudoniemen op te geven het lijstje op bijgaand blanco vel briefpapier. Alle mogelijke andere namen, waarvan ik me wel eens bedien, zijn werkelijk van geen enkel nut of belang - ook niet voor een lexicon. |
b) | Er is in het jaar 1970 iets héél erg wonderlijks voorgevallen, en zonder nu zwaarwichtig-interessant te doen, moet ik toch vermelden, dat ik de ware gang van zaken daaromheen onmogelijk in deze (of een andere) brief uit de doeken kan doen. De feiten zijn deze: in en om 1970 was de rel rondom Weinreb in opkomend gang. Daar sprong toen, wat later, W.F. Hermans bovenop. Nu weet ik niet, of jij het befaamde interview van Eelke de Jong met mij hebt gelezen in de HP van November vorig jaar . Daarin licht ik voor de allereerste maal een enkele tip van de sluier op, maar de waarheid is natuurlijk veel en vele malen krankzinniger. Feit is, dat ik in 1970 werd benaderd door een persoon, verbonden aan een instantie die WIST, dat ik NA 1945 zeer nauw contact had gehad met Weinreb en mij vroeg, de gang van zaken daaromheen in de publiciteit te brengen. Nouja - dat werkt dan zo: ze vrágen het heel vriendelijk, en ja kunt natuurlijk nee zeggen. Maar dan kunnen ze enorm vervelend worden... geef je hen hun zin, dan kun je voor andere klusjes weer een beroep op hèn doen. Dat gaat allemaal on-officieel en mondeling. Duidelijk? |
Er is toen een weekblad opgericht, met als hoofdredacteur Theo Uittenboogaard, op dat moment werkeloos, en de vroegere hoofdredacteur van De Wereldkroniek, die platvloers van de directie het bevel kreeg, mij zogenaamd te interviewen. Maar op die condities, dat hij me helemáál niet mocht inter |
Bijgaande (Ik stuur je dit materiaal voor de curiositeit, maar IN DEZE VORM mag het niet zonder meer worden afgedrukt) de originele tekst van de drie z.g. Uittenboo |
Besef dus GOED, dat ik je de achtergronden van dit materiaal laat weten omdat ik het bijna beledigend vind, intelligente personen te behandelen als onmondigen. Van de andere kant moet met het verhaal, zoals IN VERTROUWEN bovengeschetst gezonden, ook weer niet nodeloos worden geleurd. Het geheel wordt voor jullie een stuk interessanter, echter, als je weet HOE het destijds werd gespeeld. Lees deze totale tekst aandachtig - die zal je beslist niet vervelen. Daarna kunnen we beslissen, hóé we de kern ervan voor DNC in vorm gieten . Er zijn twee hoofd-mogelijkheden: ik gooi de interview-vorm eruit, en schrijf het als belevenis van mezelf, met een heel korte inleiding. OF ik laat me opnieuw interviewen. Maar dan wordt het wéér aan de lange kant. De meest compacte vorm ontstaat natuurlijk, als ik het zèlf in verhalende vorm giet. En ieder geval wil ik DEEZE copie, in deze vorm retour hebben, want die wil ik niet laten rondslingeren. |
Dan zou je als Hoofdtitel moeten nemen: |
BESTOND ER EEN WILLEM WATERMAN - WEINREB-WEB? |
or words to that effect. |
all the best |
WWW [paraaf: WWW] (Hoge Pontriarch van de Manicheese Wereldkerk) |
[handgeschreven:] P.S.: er kan heus wel t een en t ander uit, hoor. |
Kan ik U misschien even helpen?
Verrast keek Roodkapje op.
Voor haar stond een jongeman, die met bewonderende blik haar figuurtje in zich opnam. Daar had hij alle reden voor, want Roodkapje was de moeite van het aankijken waard. Ze had een fijn gezichtje met mooi blond haar dat half schuil ging in de capuchon van haar plastic regenjas. Door de jas schemerde een aardig figuurtje, gehuld in een nauwsluitend japonnetje dat zeer zeker geen New Look was, want het was kort genoeg om eenieder de gelegenheid te geven een blik te werpen op haar mooie in nylon kousen gehulde benen. Roodkapje was pas 18 jaar en ze kon daarom nog blozen wat ze dan ook deed, toen ze de jongeman ontwaarde, die haar vroeg of hij haar helpen kon.
Ja, ziet U, zei ze schuchter, ik moet naar Grootmoeder toe. Die woont in het bos, en is ziek. Maar nu heb ik opeens geen benzine meer in mn rijwiel-solex en weet niet wat te doen.
Kom, sprak de jongeman galant, dat is gauw verholpen.
Hij haalde zijn aansteker uit zijn zak en perste de benzine eruit in haar solex-motortje.
Dank U beleefd mijnheer, zei Roodkapje. Zij wierp hem een lief lachje toe, stapte op haar fiets en sputterde weg.
Doch de heer was geen heer, maar Gerrit de Snotteraar, een goede bekende bij de politie. Toen hij hoorde dat Roodkapjes Grootmoeder ziek in bed lag, had hij gauw zijn plannetje gemaakt. Bij dat ouwe hulpeloze mens kon wel eens wat te halen zijn. Als hij er maar was voor Roodkapje arriveerde, dan kon hij kalm zijn slag slaan. Vlug wenkte hij een taxi en ging op weg naar Grootmoeders villa. De taxirit kwam hem erg goedkoop ondanks de lange afstand. Want toen zij eenmaal door het bos reden, sloeg hij natuurlijk de chauffeur bewusteloos en reed toen maar voor t gemak zelf verder, zonder de chauffeur natuurlijk. Zo arriveerde hij bij Grootmoeders huisje. Hij parkeerde de wagen en belde aan.
Wie is daar? hoorde hij roepen.
Met verdraaide stem antwoordde hij: Ikke Grootmoeder, Roodkapje.
Trek dan maar aan het touwtje en de deur gaat van zelf open, klonk Grootmoeders stem. Deze mededeling zal Grootmoeder wel berouwd hebben, want enige minuten later lag ze gebonden en wel in een hoekje, terwijl Gerrit de Snotteraar naarstig aan het zoeken was in laden en kasten of er iets van zijn gading te vinden was.
Juist wilde hij de salon inspecteren, toen een bekend geluid zijn oor trof. Wat was dat? Dat moest Roodkapje zijn op haar rijwiel-solex! Snel greep hij Grootmoeders slaapmuts, die in de worsteling van haar hoofd gevallen was, zette deze op zijn hoofd, duwde Grootmoeder onder het opklapbed en kroop zelf onder de dekens. Juist lag hij daar of er werd al gebeld.
Wie is daar? riep Gerrit met het beverige stemmetje van Grootmoeder.
Ik Grootmoeder, Roodkapje, klonk het.
Trek dan maar aan het touwtje en de deur gaat vanzelf open, antwoordde Gerrit de Snotteraar.
Een minuutje later kwam Roodkapje de kamer binnen.
Dag Grootmoeder. Hoe gaat het ermee? En kijk eens wat ik voor U meegebracht heb, sprak ze, een half onsje toverballen en een flesje Tip.
Dank je lief kind, sprak Gerrit de Snotterraar snotterend, maar doe toch je manteltje uit. Je zult wel moe zijn van die lange tocht. Of liever kom eventjes bij mij in bed liggen, dan kun je je even warmen. Maar trek dan je jurkje uit anders kreukt het zo.
Dat deed Roodkapje dan maar en ze kroop lekker dicht tegen die lieve Grootmoeder aan. Juist wilde ze vertellen van die vriendelijke jongeman die haar onderweg geholpen had, toen ze iets vreemds bemerkte.
Grootmoeder, sprak ze, waarom heeft U zulke rare ogen?
Dat komt omdat ik verkouden ben kindje, zei Gerrit.
En Grootmoeder, waarom heeft U zulke bewegelijke handen?
Dat, lieve kind, komt van de ouderdom.
Maar Grootmoeder, sprak Roodkapje wederom, waarom heeft u dan zulke vreemde lippen?
Dat is om jou te kunnen kussen, riep Gerrit de Snotteraar en hij omhelsde Roodkapje onstuimig, tot ze naar adem snakte.
Juist wilde hij Roodkapje bewijzen dat Grootmoeders tot een heleboel in staat zijn, toen de deur werd opengeworpen en Klaasen de wijkagent in de kamer stand. Deze overzag het tafereeltje in één oogopslag en greep kordaat in. Gerrit de Snotteraar verhuisde andermaal naar de gevangenis. Grootmoeder werd bevrijd en Roodkapje weer bijgebracht. Zo liep alles nog goed af, alleen heeft Klaasen de wijkagent nooit begrepen waarom Roodkapje hem nooit meer zoals vroeger vriendelijk gedag zei.
Deel drie in een serie foto-impressies van de plaatsen van handeling van de Bob Evers-serie.
Ditmaal gaat de reis naar Key West, dat eilandje ten zuiden van Florida, waaraan voor ons gevoel lange tijd de indruk van illegaliteit kleefde. Kletsika, natuurlijk: aan het eilandje is niets illegaals te bespeuren, of het zouden illegale immigranten moeten zijn; nee, dat illegale sfeertje zit hem vooral in het feit dat het Bob Evers-deel dat zich hier afspeelt, lange tijd alleen maar illegaal te krijgen was. Een van de Founding Fathers van de Bob Evers Nieuwsbrief is onze reisleider.
Kaartje van de omgeving. De nummers 1 t/m 6 geven aan waar de fotos hieronder zijn gemaakt. |
De vervloekte Amerikaanse welvaart heeft dat allemaal goed en grondig verziekt. (1) |
Zo hier en daar zijn er op Key West nog wat palmbomen in leven gebleven, en er is ook nog wat strand (!) over. Als je nou maar ergens op dat strand met je rug naar het eiland gaat zitten, en je stopt je oren dicht, dan gaat het allemaal nog wel. Maar wie, zoals onze vier avonturiers, per taxi dwars over het centrum van het eiland rijdt, moet spitsroeden lopen tussen hotdogpaleizen, jukebox-geschut, souvenirvallen, Chinese eetinrichtingen met kralen gordijnen, veertig meter hoge hotelbunkers, neon- blitzende nachtclubs en véél te veel stoplichten. (2) |
Een van Van der Heides grote voorbeelden was Ernest Hemingway, die lange tijd op Key West leefde. Gek genoeg noemt Van der Heide Hemingway nergens in zijn boeken: heeft hij soms hier en daar het een en ander aan Hemingway ontleend en wilde hij geen slapende honden wakker maken door s mans naam te noemen? Hoe dan ook, de wereldberoemde Sloppy Joes Bar (sinds 2006 opgenomen in het National Register of Historic Places) was jarenlang Hemingways stamkroeg; zelfs deze kroeg wordt niet genoemd in Arie Roos als ruilmatroos, maar met zijn U-vormige bar - weliswaar niet met het open einde naar de deur gekeerd - zou hij best als voorbeeld voor de Filibuster Bar van Kogelhoofd gediend kun- nen hebben. De bar heeft overigens niets te maken met die onsmakelijk uitziende Amerikaanse lekkernij, die Jan Prins jaren later in Arie Rose als reserve-acteur zou bestellen. (3) |
En, vrij naar diezelfde Kogelhoofd: In deze Nieuwsbrief geen woord over Cuba!!! Czappas vaderland ligt inderdaad maar 145 kilometer ten zuiden van dit zuidelijkste puntje van het Amerikaanse vasteland. (4) |
De vader van Jack Lee, Jans taxichauffeur en verhuurder van konijnenhokken, was niet in het bezit van een encyclopedie (je weet wel, zon Amerikaanse encyclopedie, waar het lemma aansprakelijkheid onder de letter A staat...), maar garnalenvisser. Arie en ik grasduinden liever in de producten van pa Lee dan in de encyclopedie van zijn zoon! (5) |
Via deze Highway verlieten Jan, Bob, Arie en Rikkers Key West om Czappa in diens hoofdkwartier te overvallen; sinds deze Highway bestaat, zou je Key West inderdaad officieel tot het Amerikaanse vas- teland moeten rekenen. (6) |
Wij willen er geen werk van maken, want daarin wordt niet voorzien door het reglement, maar afgelopen 6 december was het veertig jaar geleden dat het Bob Evers Genootschap werd opgericht. Iedereen herinnert zich de inmiddels mythische plechtigheid waarbij, onder de fundamenten van het afgebroken Noord-Zuid-Hollands Koffiehuis, een koker met geheime inhoud voor het nageslacht is begraven door de vijf bestuursleden. Dat Bestuur was er geenszins op uit leden te werven; Genootschap en Bestuur vielen samen. Uitdrukkelijk staat in de oprichtingsstatuten dat de bestuursleden onvervangbaar zijn; en dat het bestuur nooit kan worden uitgebreid met lieden die WWW niet persoonlijk kennen, of, voor de toekomst, gekend zouden hebben. Dit besloten genootschap bracht in het openbaar tot uiting wat onder generatiegenoten een besluikt leven leidde: het Bob Evers Gevoel. Een en ander kon niet anders gebeuren dan met een zekere ironische distantie (een groepje van volwassen mannen dat een reeks omstreden kinderboeken serieus neemt); en dat hebben wij gedaan door middel van een ten top gevoerde, plechtige ernst, zoals die met name belichaamd wordt door onze geachte voorzitter, een van de geestigste mensen die ik ken en begiftigd met een hoge dosis zelfironie. Willem nam de boel veel serieuzer en zag letterlijk wel brood in dat Genootschap, en waarom niet.
Sindsdien is er veel gebeurd: veertig jaar is niet niks - ik schrik ervan wanneer ik besef dat Willem destijds jonger was dan de bestuursleden nu zijn. In de loop der jaren heeft het Bestuur grootmoedig wat water bij de wijn moeten doen: het aantreden van de gebroeders Kleppe in 1987 stelde ons voor problemen, maar zij namen ons veel loodgieterswerk uit handen waaraan wij nog niet eens begonnen waren. Een van de statuten luidde dan ook dat het Bestuur zo weinig mogelijk zou vergaderen, en dat hebben wij serieus genomen. En weer later, of mogelijk reeds eerder, dienden zich andere kenners van het werk aan zoals de hooggeleerde Roger Schenk en de publicist John Beringen, die wij evenmin konden negeren. Er werd een kronkelconstructie bedacht in de vorm van een beperkt Buitengewoon Honorair Lidmaatschap - maar al deze Bob Evers-kenners hebben, net als zo vele andere liefhebbers, met elkaar één ding gemeen: ze hebben Wim van den Hout (1915-1985) nooit gekend en meegemaakt.
Ik vrees dat vele lezers van de Bob Evers Nieuwsbrief zich wel eens hebben afgevraagd: Waar heb die ouwe hap van dat Bestuur eigenlijk goed voor?
Op deze vraag wil ik, ter gelegenheid van het vrijwel geruisloos verlopen achtste lustrum, graag antwoord geven.
Ik ga er prat op dat wij tenminste één ding hebben bereikt: dat het Noord-Zuid-Hollands Koffiehuis weer op zijn plaats staat!
Voorts: de renaissance waarin de belangstelling voor de Bob Evers-boeken zich nog steeds, veertig jaar later, mag verheugen, had waarschijnlijk nooit plaatsgevonden zonder ons initiatief uit 1972. Op het moment van de oprichting waren de Bob Evers-boeken amper dertig jaar oud, en werden ze in het algemeen als belegen beschouwd, een merkwaardig relict uit de vijftiger jaren, jeugdsentiment op zijn best.
In derde plaats, en niet onbelangrijk, hebben wij Willem weer nieuw leven kunnen inblazen, door hem letterlijk over te halen weer aan het schrijven te gaan. Dat lukte natuurlijk pas nadat wij een uitgever voor hem gewonden hadden bij Holkema & Warendorf. Daarmee moet ik de opmerking in het prachtstuk van drs. Schenk uit de vorige Nieuwsbrief weerleggen dat de delen 34 en 35 al lang gereed waren en dat geen uitgever zich eraan wilde branden: ze waren maar al te happig! De oorspronkelijke uitgave van Bob Evers belegert Fort B en Arie Roos als ruilmatroos wordt getypeerd door een heel ander taalgebruik, omdat Willem duivels goed begreep dat zijn publiek inmiddels uit volwassenen bestond. Doodzonde dat daar later aan geknoeid is, toen De Eekhoorn nog een keer zijn spierballen liet zien en in de Strijd om de rechten wederom zijn gelijk binnenhaalde. Voor die uitgeverij wilde Willem nooit meer schrijven.
Bij het doorlezen van mijn oude dagboek kwam ik de volgende aantekening tegen, onder de datum 23 april 1974: Vanmiddag heeft Willem W. aan Frans en mij in Den Haag de eerste dertig paginas van Arie Roos als ruilmatroos voorgelezen...
Daarnaast hebben wij geprobeerd de plannen tot verfilming weer van de grond te krijgen (op basis van de kwaliteit en het succes van de serie Q & Q), er was sprake van het opzetten van een nieuw tijdschrift voor de opgroeiende jeugd, er zijn onderhandelingen gevoerd over buitenlandse uitgaven en tot slot hebben we Willem overgehaald een begin te maken met het schrijven van zijn memoires, hetgeen geresulteerd heeft in het prachtboek (eveneens door ons aan de uitgever gebracht): Toen ik een nieuw leven ging beginnen.
Want het was nog maar de vraag of Willem zo gesteld was op zijn status als jongensboekenschrijver - zijn ambities waren veel groter. Zoals Coen, die van ons allemaal hem misschien het best doorzag, eens gezegd heeft: Eigenlijk ziet Willem zichzelf graag in de rol van the gran old man van de Nederlandse literatuur.
En zo kom ik weer terug bij het begin: het is allemaal een hyperbool. Het Genootschap is begonnen als spel, al wordt het door onze opvolgers bloedserieus genomen. Maar de figuur van Waterman als schrijver - waarom hij zo bijzonder is in stijl & slapstick - , zijn grootse levenswijze van playboy tot bohémien, zijn politieke rol, zijn kleurrijke bestaan, kortom: dit allemaal zijn zaken die wel degelijk ernstig genomen moeten worden; kwesties waar de toekomstige biograaf nog een hele kluif aan krijgt, al ben ik ervan overtuigd dat een biografie bij ons buitengewoon honorair lid in goede handen zal zijn.
D i e M a y a s h a d d e n z i c h d u s m o o i v e r g i s t : d e w e r e l d b l e e f g e w o o n d o o r d r a a i e n , d e m e n s h e i d g i n g n i e t n a a r d e h a a i e n , m a a r w a c h t g e l a t e n o p h a a r u r n o f k i s t . V o o r w i e v i n d t d a t h i j t o c h i e t s h e e f t g e m i s t k o m t F u t u r e F l i c k s w e l l i c h t d i t n a j a a r n o g m e t e e n k r a k e r : E a r t h o n F i r e , s p e c i a a l v o o r d o e m d e n k e r e n m a s o c h i s t , m e t L u c y F a i r ( r i j z w e e p , r i j g l a a r z e n ) e n t i e n H e l l s A n g e l s r o n d o m h a a r g e c a s t , g e r e g i s s e e r d d o o r D e m o n P a r s o n . E n t r é e i s g r a t i s , z w a r t e k a a r s e n k r i j g t u e r b i j . W i e i s e r n i e t v e r r a s t , a l s h i j h i j d a a r o p ó ó k n o g e e n s w o r d t v e r g a s t ? |
Nieuwsbrief 39 |
Nieuwsbrief 40 als pdf |
Nieuwsbrief 41 |
Register van de Nieuwsbrief |
Startpagina van de Nieuwsbrief |
Startpagina van de Apriana |