Nieuwsbrief 43 |
Nieuwsbrief 44 als pdf |
Nieuwsbrief 45 |
Register van de Nieuwsbrief |
Startpagina van de Nieuwsbrief |
Startpagina van de Apriana |
Nieuwsbrief nr. 44 ISSN 1386-6451 | februari 2015 - 22e jaargang nr. 1 |
INHOUD : |
Nieuws van de redactie | Roger Schenk & John Beringen |
Een Eekhoorn in het nauw maakt rare sprongen | Koos Verkaik |
Persbericht | Dutch Media Books |
Peter en de Kinderboekenweek | Ronald Cobet |
Bob Evers belegert Fort B | Sander van der Linden |
(Gast)column: De kopermijn in Stolzembourg | Reinhard Beskers |
Watermannelijke woningen, deel 3: 1941-1946 | Roger Schenk |
De Stad en de Dichter | WWW |
Over (Bob Evers-)hoorspelen: hoe praatte Bob nou precies? | John Beringen |
Column: Vier planken | Henk Bergman |
De anticlimax | John Beringen |
Enkele fotos uit Casablanca | Roger Schenk |
Column: Onder het vergrootglas (nieuwe serie 17) : Drie tips | Geerten Meijsing |
2015 : Het Willem W. Watermanjaar!
In Oost-Galicië heroveren Duitse en Oostenrijks-Hongaarse legereenheden het fort en de stad Przemyśl, hetgeen een einde maakt aan negen maanden Russische bezetting en het lijden van de joodse bevolking onder Russische pogroms; in Noord-Brabant klinkt De Gil van een baby, hetgeen een einde maakt aan negen maanden zwangerschap van Jantiena van den Hout-Bodewes en het lijden van Willem van den Hout (sr.). Beide wapenfeiten geschiedden op 3 juni 1915, nu bijna honderd jaar geleden.
Het zou wellicht te veel gevraagd zijn om de twee belangrijkste gebeurtenissen van die dag allebei ter plekke te gaan herdenken; daarom heeft het Bob Evers Genootschap ervoor gekozen om slechts laatstgenoemd feit te herdenken. Het Genootschap nodigt iedereen uit om op zaterdag 6 juni 2015 naar s-Hertogenbosch te komen voor een grootschalige herdenkingsplechtigheid; aangezien genoemde baby luttele decennia later nogal laatdunkend schreef over de invasie, is deze D-Day-datum welgekozen, zo meent het Genootschap.
De feestelijke aftrap van de Willem W. Watermanherdenking zal die dag om 12.00 uur een aanvang nemen in het Bossche café De Smidse, Torenstraat 8-10, pal naast de bekende kathedraal waar zich het verhaal Zonder de kracht van het woord van wijlen Marie-José van den Hout afspeelt. U bent van harte welkom vanaf half twaalf!
Om een ruwe inschatting te maken van het aantal personen dat ons aller Willem W. Waterman op 6 juni wenst te gedenken, verzoekt het Bob Evers Genootschap verzoekt eenieder zijn of haar komst kenbaar te maken middels een mailtje aan nieuwsbrief@apriana.nl.
Op loopafstand van De Smidse bevinden zich weliswaar twee parkeergarages (de Sint Josephgarage in de Sint Josephstraat en de Put Garage in de Lange Putstraat), maar wie niet bepaald over het inkomen van Jan, Bob of Arie beschikt, zij verwezen naar de uiterst voordelige Transferia, waar men voor de somma van vier euro niet alleen de hele dag kan parkeren, maar bovendien ook nog eens (met maximaal vier personen) gratis gebruik kan maken van de bus. Vanaf Transferium De Vliert (die om organisatorische redenen onze voorkeur geniet, omdat het avondprogramma elders plaats zal vinden) rijdt buslijn 70 elke 10 à 20 minuten zonder te stoppen naar de Sint Josephstraat, die zich - zoals gezegd - op loopafstand van De Smidse bevindt.
Berichtje in de Provinciale Noordbrabantsche en s-Hertogenbossche Courant van zaterdag 5 juni 1915 | En dát er eendje jarig zal zijn, nou: dat zal zoete lieve Gerritje weten! |
Voorzijde van Dollemansrit met een Mighty Mite, door Lia Krijnen | Voorzijde van De perikelen van kolonel Prins, door Lia Krijnen |
Dat is het boek dat redactielid John Beringen speciaal schreef in het kader van het Willem W. Waterman-jaar. De oplettende lezer zal reeds bespeurd hebben dat het een éénmalige uitgave is van 100 genummerde exemplaren en dit natuurlijk omdat Willem in juni a.s. 100 jaar zou zijn geworden. Voor de goede orde moet John vermelden dat er slechts 98 exemplaren beschikbaar zullen zijn omdat er al twee lang van te voren zijn gereserveerd. Een voor de schrijver zelf en een voor de kunstenaar die het beeldje voor de omslag vervaardigde (waarover verderop meer). Nu zal er bij belangstellenden een aantal vragen rijzen, die John even langs loopt.
Om maar met de meest voor de hand liggende (en meest Nederlandse) vraag te beginnen: Wat gaat het kosten?
Antwoord: 16,95. Dit bedrag zal ongetwijfeld de Jan Prins in de lezers doen ontwaken. E.e.a. heeft te maken met het feit dat het een relatief kleine oplage betreft van een boek van 200 paginas EN de kosten van het beeldje, waarvan de prijs menigeen hartkloppingen en/of hartritmestoornissen zou bezorgen. Echter: één van de 98 kopers zal dit gaan bezitten omdat dit kunstwerk onder diezelfde kopers verloot zal gaan worden. Uiteraard zal dit op gepaste wijze geschieden en in het bijzijn van getuigen teneinde iedere zweem van manipulatie of gekonkel te vermijden. Het beeldje is niet alleen zeer verzamelwaardig door wat het voorstelt, maar ook door wie het gemaakt heeft: Ruben Verheggen. Deze geniet enerzijds bekendheid door zijn conceptuele ontwerpbureau waar Kunst met een R een onderdeel van vormt en door het buitengewoon originele verjaardagscadeau dat hij vorig jaar op TV overhandigde aan Johan Derksen voor diens 65ste verjaardag. Het ligt in de bedoeling dat die verloting plaats zal vinden tijdens de bijeenkomst op 6 juni, er van uitgaande dat de 98 resterende exemplaren inderdaad verkocht zijn. Mocht dat niet het geval blijken te zijn, dan houdt John nog wat speelruimte open tot 1 juli (de verloting zal dan alsnog plaats vinden onder dezelfde condities voor wat betreft het controle-element en ook ten bewijze gefilmd worden). Is dan nummer 98 niet besteld, dan zal het worden overgedragen aan het privé Bob Evers-museum van Roger Schenk.
De volgende vraag: Hoe kan men in het bezit komen van het boek?
Dat is heel simpel: stuur John gewoon een mailtje (john.beringen@casema.nl) met als onderwerp Konkelberg en de namen zullen worden genoteerd totdat de lijst op 98 staat. Vermeld dan wel de voorkeur: afhalen op de bijeenkomst en aldaar betalen (dit om portokosten te omzeilen) of overmaken met portokosten zodat John het opstuurt. Uiteraard zal hij voor die tijd laten weten hoe e.e.a. is verlopen voor wat betreft de stand waarbij hij de lijst van namen alfabetisch zal weergeven. N.B.: als de belangstelling heel groot is, zullen er mensen teleurgesteld worden, omdat het risico aanwezig is dat de vraag groter is dan het aanbod van 98 stuks. Hiervoor geldt het wat kille Wie het eerst komt, het eerst maalt. Als pleister op de wond kan John deze personen toezeggen dat hij geen enkele vorm van auteurs- of merkenrecht op Het Konkelberg-proces laat berusten. Voor deze mensen zal hij het boek t.z.t. ook digitaal beschikbaar maken.
Dat brengt ons bij op een (letterlijk) zeer breekbaar onderwerp: het beeldje. Dit is vervaardigd van een soort keramiek en bijzonder kwetsbaar. John Beringen zal dat in Den Bosch niet bij zich hebben, omdat het niet ondenkbaar is dat de winnaar niet aanwezig is en John het niet aandurft om dit kunstwerk twee ritten te moeten transporteren; bovendien zou de winnaar - indien aanwezig - de rest van de bijeenkomst ook heel veel kopzorgen hebben om het heelhuids thuis te krijgen (en al helemaal als hij of zij een borreltje zou drinken). Daarom wil John voor dat punt één ding afspreken: woont de winnaar of winnares binnen een straal van 60 kilometer van Wijk bij Duurstede, dan komt hij het persoonlijk bezorgen; is de afstand groter, dan moet er ergens onderweg een plaats voor de overdracht worden afgesproken. Wie overigens langs wil komen bij John thuis om het af te halen, is natuurlijk ook welkom. Mocht de gelukkige in het buitenland wonen dan is John bereid om het beeldje bij een familie-adres hier in Nederland van de betrokkene af te leveren. Technisch detail: het beeldje meet van vloer tot kruin zon 17 centimeter. Dit om aan te geven hoeveel ruimte er moet worden gerealiseerd in een vitrine, glazen kastje of eventueel voor de maat van een glazen stolp (dit laatste is trouwens wel erg kostbaar).
Vraag nummer 3: Wanneer is het boek verkrijgbaar?
Waarschijnlijk eind maart. John houdt hier bewust een ruime marge aan, omdat hij nog wat werk heeft m.b.t. de definitieve omslag (de getoonde afbeelding is slechts een indicatie van hoe het ongeveer gaat worden). Het drukken zelf zal drie à vier weken in beslag gaan nemen. E-mails van belangstellenden mogen in ieder geval al verstuurd worden. Degenen die aangeven te willen overmaken, zullen Johns rekeningnummer pas krijgen als hij de boeken ook daadwerkelijk in huis heeft. Zoals eerder opgemerkt, zal hij de stand van zaken tussentijds doorgeven.
We sluiten af met een link naar een kort filmpje.
De (met Bob Evers) gevulde boekenkast van ...
De journalist Erwin Reijers zoekt in alle beschikbare media naar fotos van bekende Nederlanders die voor hun boekenkast staan. Met een loep probeert hij zoveel mogelijk titels te ontcijferen, met als achterliggende boodschap het aloude adagium laat mij uw boekenkast zien en ik zeg u wie u bent. De resultaten daarvan worden op gezette tijden gepubliceerd op de website De Boekenkast Van. In de aflevering van 3 mei 2014 was het de beurt aan niemand minder dan de voorzitter van het Bob Evers Genootschap, Peter J. Muller. Op de foto zijn zeker acht titels uit de onvergetelijke Bob Evers-serie te zien; Reijers lijkt ietwat teleurgesteld door de magere oogst aan pornoboeken in Mullers kast. De redactie is alleen maar teleurgesteld door de magere oogst aan Bob Evers-boeken. Maar goed, acht boeken zijn altijd nog beter dan de nul Bob Evers in de overige boekenkasten op De Boekenkast Van: zijn er dan verder helemaal geen Bob Evers-fans? Wat ons betreft, hebben alleen Keith Richards en J.K. Rowling een geldig excuus om geen enkel boek van Willy van der Heide (zoals je die naam correct spelt, meneer Reijers!) in hun boekenkast te hebben.
Van de gelegenheid maken wij graag gebruik door te melden dat Peter J. Muller nu ook een eigen website heeft. Dat hij een adept is van ons aller Willem W. Waterman, moge blijken uit de ondertitel: Welkom in mijn Wondere Wereld!. Wij nodigen iedereen uit om toch vooral eens een kijkje te nemen in die Wondere Wereld, want we zien behalve uiterst leerzame en vermakelijke teksten ook fotos en verhalen over Willem van den Hout.
Puzzels
U hebt van ons nog tegoed de oplossing van de puzzel van Jan Hulshof uit de vorige Nieuwsbrief. Had u alle antwoorden goed?
Wat ruim twee jaar geleden als pleister op de wonde voor het niet meer verschijnen van de traditionele, door Hans van Oudenaarden getekende nieuwjaarskaart van De Boekenhalte, begint inmiddels zelf al een aardige traditie te worden: de Grote B.E.-/W.W.W.-Nieuwjaarspuzzel. De redactie is ditmaal op zoek naar 85 verschillende plaatsnamen; de eerste letters van die plaatsnamen, die u op het schema van pagina 4 t/m 6 kunt invullen, leveren tezamen een vrome wens op. Zoals altijd wensen wij u veel puzzelplezier!
Niet allemaal tegelijk, alstublieft!
Onder de titel Uiterst aantrekkelijk aanbod van een uitgever werd in de vorige Nieuwsbrief kond gedaan van het feit dat dhr. M.G. Stenvert de auteursrechten van de eerste 32 delen van de Bob Evers-serie wilde verkopen; aangezien de redactie op dat moment wat krap bij kas zat, kwam zij op het idee om een stichting op te richten om via crowdfunding aan de door de heer Stenvert geopperde vraagprijs te kunnen voldoen. Helaas kwam er zegge en schrijve slechts één reactie binnen bij de redactie, zodat wij de heer Stenvert met pijn in onze harten moesten laten weten dat wij helaas geen gebruik kunnen maken van zijn genereuze aanbod. Op Sinterklaasavond 2014 verrasten de heer Stenvert en Dutch Media Books B.V. vervolgens vriend en vijand met een persbericht, dat jullie elders in deze Nieuwsbrief zullen aantreffen. Te zeggen dat de redactie verbaasd en teleurgesteld is dat Dutch Media Books beweert dat de originele serie uit slechts 32 delen bestaat, is een understatement. Zeker omdat het moment waarop de serie uit 65 delen zal bestaan en er dus meer De Zwaan-delen dan Van der Heide-delen zullen zijn, met rasse schreden nadert.
Al is het persbericht nog zo snel, de actualiteit achterhaalt het wel: begin januari 2015 veranderde de nieuwe eigenaar zijn naam in Overamstel uitgevers.
Bob Evers leeft nog steeds!
De verkoop van de rechten aan Dutch Media Books heeft inmiddels ook de landelijke pers gehaald: in Boekennieuws, De Volkskrant, Het Parool, enz., verscheen het elders in deze Nieuwsbrief weergegeven persbericht (of varianten daarop).
Ook het radioprogramma De Taalstaat van Frits Spits besteedde aandacht aan dit opmerkelijke bericht: omdat de uitnodiging van dit radioprogramma de huidige schrijver van de serie, De Zwaan, te laat bereikte, was redactielid van de Nieuwsbrief John Beringen het ideale slachtoffer om door Frits Spits aan de tand gevoeld te worden over diens mening betreffende de verkoop van deze rechten, waarbij de interviewer het gesprek zeer spitsvondig in de richting van Willems oorlogsverleden probeerde te leiden. Het volledige interview van ruim zeven minuten kunt u hier downloaden en beluisteren. In hetzelfde programma, dat natuurlijk veel langer dan zeven minuten duurde, was ook Jan Mulder aanwezig, die onthulde dat ook hij vroeger de serie aan flarden had gelezen. De aanwezigheid van beide Bob Evers-fanaten leverde de volgende foto op:
Wie Stenvert zegt, zegt De Eekhoorn. Lazen wij in Nieuwsbrief 38 niet iets over een doorstart van deze uitgeverij, onder leiding van een zekere Wick Stenvert? Inderdaad, deze neef van bovengenoemde heer M.G. Stenvert had indertijd grootste plannen. Sindsdien is het echter verdacht stil gebleven rondom De Eekhoorn. Welnu, in het ijzingwekkende, maar toch ook onbedoeld (?) komische relaas van Koos Verkaik hieronder kunt u lezen waarom. Koos Verkaik poseert in Nieuwsbrief 38 nog broederlijk naast Wick Stenvert, maar inmiddels is de relatie tussen beiden ietwat bekoeld; Bob Evers-fans kennen hem natuurlijk als auteur van het kostelijke verhaal Temidden van prutsers en klunzers ben ik gedoemd om te leven! op gelukkig-gisteren.nl, de website van Willems zus Marie-José, maar de inmiddels 63-jarige Verkaik heeft meer dan vijftig boeken geschreven, voornamelijk in het science fiction- en fantasy-genre, zowel voor volwassenen als voor kinderen.
Voorts bevat deze Nieuwsbrief een verslag van een bevlogen leraar die erin slaagde om zijn passie, (boeken van) Peter de Zwaan, over te brengen op zijn leerlingen én het lijdend voorwerp van die passie voor de klas te halen, een jaloers makend relaas (en foto) van Sander van der Linden uit Houten (inderdaad: neef van Coen), twee verhandelingen van hoorspelfanaat Beringen, deel 3 uit de serie Watermannelijke Woningen en deel 7 uit de serie locaties van de Bob Evers-serie. De gastcolumn is ditmaal van Reinhard Beskers en de Nieuwsbrief wordt traditioneel afgesloten met Geerten Meijsings Onder het vergrootglas. Voor we hier echter zijn aanbeland, stuiten we nog op een onbekend gedicht van de Meester zelf en een column van de speciaal voor het Willem W. Watermanjaar teruggekeerde Henk Bergman.
In de vorige Nieuwsbrief maakten wij gewag van het verschijnen van Drie kwajongens op zwart zaad van Willem van den Hout. De uitgever, Hans van den Boom, laat ons weten dat er nog slechts een beperkt aantal exemplaren van dit uiterst humoristische boek verkrijgbaar is, dus bestel het boek bij Hans, voor het te laat is!
Nog veel beperkter inmiddels is de voorraad luisterboeken op CD van Rumoer in een rustgebied en De Loverman, uitgegeven door Peter van Eerdenburg.
Kopij voor Nieuwsbrief 45 gelieve uiterlijk 1 juni naar:
nieuwsbrief@apriana.nl.
Een van mijn favoriete schrijvers is Theodore Sturgeon. De titel van het eerste hoofdstuk van zijn boek Meer dan Menselijk is: De Fabelachtige Idioot. Ik heb nooit gedacht dat ik nog eens een uitgever zo zou noemen - een fabelachtige idioot. Nou ja, een echte uitgever is hij eigenlijk nooit geweest, maar een fabelachtige idioot... dat ongetwijfeld!
Toen ik een foto maakte van een lege kantoorruimte in Meppel, kon ik niet vermoeden dat juist dit pand de splijtzwam zou vormen tussen mij en de nieuwe eigenaar van Uitgeverij De Eekhoorn.
Want op dat moment zag alles er nog rooskleurig uit: de uitgever van De Eekhoorn had een voorlopig huurcontract getekend voor het pand, zou met spoed op zoek gaan naar een secretaresse en redacteuren en ik kreeg een sleutel, zodat ik kon komen en gaan wanneer ik wilde.
Van mijn boekenserie zou hij immers, dat wist hij zeker, zon 50.000 exemplaren per deel verkopen.
Het uiteindelijke trieste resultaat zou zijn, dat hij nog geen tien boeken van het eerste deel verkocht, de drukker niet betaalde, de rekeningen van het Centraal Boekhuis nooit zou voldoen en mij zou weigeren een lening terug te betalen; ik had hem 3000 euro gegeven om problemen te voorkomen die alles te maken hadden met die lege kantoorruimte in Meppel...
De nieuwe uitgever van De Eekhoorn bleek helemaal geen geld te hebben en was er van overtuigd dat hij door pure bluf een zaak kon opbouwen die minstens zo zou floreren als die van zijn grootvader (die namelijk ook eigenaar van De Eekhoorn was geweest).
De Monsterherberg (Alex en de Wolpertinger, deel 1) als Eekhoorn-uitgave | De Monsterherberg (Alex en de Wolpertinger, deel 1) als Literoza-uitgave |
* | In Pretty Boy Floyd, van het album Sweetheart of the Rodeo (1968). |
Amsterdam, 5 december 2014 |
¹ | Begin 2015 is de naam van de uitgever veranderd in Overamstel uitgevers, maar bovenstaand persbericht verscheen nog onder de oude naam: Dutch Media Books. |
Werken op een school waar je kinderen van buitenlandse ouders in no-time Nederlands probeert te leren, zorgt voor veel afwisseling. Zonder uitzondering zijn deze kinderen leergierig, want zonder kennis van het Nederlands kom je niet ver. In één groep zitten leerlingen van wel zes nationaliteiten. Ze begrijpen elkaar niet, als ze niet een gemeenschappelijke taal hebben en in dit geval is dat Nederlands. En dat leer je o.a. door heel veel te lezen. In het kader van Kinderboekenweek wat extra leuke boeken meegenomen, waaronder boeken voor de jeugd door Peter de Zwaan.
Als een leerling ongeveer een half jaar bij ons op school zit, zit hij/zij op niveau groep 4/5 en dan zijn de boeken voor 9-10 jarigen nog te moeilijk. Maar ze beten zich er in vast. Na een stukje voorlezen en boekjes laten zien en leuke voorvallen vertellen, wilden ze de boekjes lezen. Om niet mijn eigen collectie te hoeven gebruiken, was Marktplaats de plek om vele boekjes snel tweedehands te bestellen, zodat ze die konden lezen. En dan plots komt de vraag wie die schrijver is en of ze hem iets kunnen vragen. Kan hij niet komen, want de andere groep krijgt immers een illustrator op bezoek? Pfffffffff. Wat een vraag.
Maar ik heb connecties met Peter en de kinderen staan om me heen, als ik zomaar een e-mail durf te schrijven naar meneer Peter de Zwaan. Hoe bijzonder ze dit ook vinden, na elke vijf minuten vragen ze al of er al antwoord is. Na ongeveer een uur klinkt de ping van de e-mail. Ze stormen naar mijn bureau voor ik er zelf bij kan. Gejuich gaat op zonder dat ze ook meer één letter hebben kunnen lezen. Maar de e-mail is wel van Peter en hij wil wel komen! Ze breken zowat de tent af na dit bericht.
Na het regelen van formaliteiten en een afspraak maken, hebben ze nog een week de tijd om één of meer boeken te lezen. Ze doen hun best, maar de beste leerling komt nog maar halverwege een boek. Toch hebben ze de sfeer van het boek kunnen proeven en ze vinden het allemaal prachtig of spannend of leuk! Ook de meisjes vinden de BE-boeken leuk, lekker stoer. Niet één vond een boek niet mooi. Dat zegt toch wel iets over de kwaliteit van deze kinderboeken, die immers voor kinderen geschreven zijn. Ook de reeks van Tijger Tigran vindt gretig aftrek. Collegas graaien de boeken voor volwassenen onder mijn neus weg. Allemaal best, als ze er allemaal maar zijn op die speciale dag.
Er zijn draaiboeken voor scholen voor wat betreft het ontvangen van beroemdheden en Peter is er één. Aan zon bezoek moet je wel de nodige aandacht besteden. Niet alleen met betrekking tot de ontvangst, maar ook hoe het allemaal gaat op zon dag. Dus droog oefenen op toneel (kun je wel een uur zitten op kussens of zitzak en hoe stel je een vraag? Hoe vang je iemand op aan de weg en wijs je hem de weg door school? Enz., enz.) en de aankleding voor het toneel verzorgen. Heeft-ie een prijs gewonnen? Hoe ziet die eruit? Mogen we die namaken? Heeft U gele kleden? Mogen we de Sinterklaaskachel gebruiken? Het podium zal er prachtig uitzien straks.
Als de leerlingen zenuwachtig aan de weg staan te wachten in fluorgele hesjes met rode schouderstukken, à la BE, komt Peter dan aangereden. Uiteraard is er een speciale privé-parkeerplaats voor hem vrijgehouden (P...... de Zwaan).
Ik was, denk ik, zon negen of tien jaar oud, toen ik op de studeerkamer van mijn opa een rijtje boeken ontdekte, jongensboeken, bij nader inzien. Eén gebonden boek trok mijn aandacht, met name door de wervende titel De Strijd om het Goudschip. Ademloos las ik het, met een zaklamp onder de dekens. Helaas was dit het enige Bob Evers-boek dat ik aantrof. Toen ik op zoek ging in de boekhandel trof ik het bekende rijtje Eekhoornpockets en binnen no-time ging al mijn zakgeld op aan het kopen en onmiddellijk lezen van de avonturen van onze drie vrienden.
Toen ik wat ouder was, rond de veertien, vijftien, placht ik te logeren bij een broer van mijn vader, en bijgeval mijn oom én peetoom Coen van der Linden, domicilie houdende in de Rozenstraat in Amsterdam. Een buitengewoon boeiende tijd. Buiten het feit dat er de meest vreemdsoortige en kleurrijke figuren op bezoek kwamen, werd er ook hasj gerookt. Dat was iets magisch. Zeker in die tijd. Eén van die kleurrijke figuren boeide mij zeer. Een vent met een martiale snor, stevig taalgebruik en dito alcoholinname. Coen vertelde mij dat dit Willem Waterman was, eigenlijk Willy van der Heide, de schrijver van de Bob Evers-serie.
Tegen die tijd had ik elk deel van de serie zeker zes keer gelezen en deze ontboezeming maakte dat ik Willem als een soort nedergedaalde godheid bekeek. In onze gesprekjes hadden we het uiteraard regelmatig over de serie. Later bleek dat Willem weer was begonnen met schrijven. In 77 kwam Bob Evers belegert Fort B uit. Een schok der herkenning maar toch... anders? Willem beloofde mij boek en handtekening. Hij woonde ondertussen in de ruimte beneden de woning van Coen van der Linden. Vaak kwam hij s nachts oeverloos dronken aanwaaien waarbij er echt hele vreemde gesprekken plaatsvonden die ik echter bijzonder amusant vond.
De opdracht aan mij en handtekening gaan hierbij. Voor in het archief. Op de fotos in eerdere Nieuwsbrieven met betrekking tot het Genootschap zie ik uiteraard Coen van der Linden en Peter Muller, die ik mij nog goed herinner van Coens tijd bij Candy (nog zon detail dat mijn status onder mijn vrienden echt onaantastbaar maakte). Ik weet nog dat Coen mij vertelde over het Koffiehuis-gebeuren, de oprichting van het Genootschap.
In de jaren erna heb ik nog herhaaldelijk de boeken ter hand genomen, maar lezen kwam er niet van, totdat ik opeens recent weer getriggerd raakte en vol verwachting startte in Een Overval in de Lucht. Onmiddellijk weer ondergedompeld in de magie! Ongelooflijk hoe beeldend en vol vaart Willem kon schrijven. Vandaag zocht ik opeens op de Nieuwsbrieven en herinnerde mij de opdracht van Willem. Ik bewaar het boek nog steeds met een aparte status!
Laatst had ik een Bob Evers-moment. Het was zoiets als een déjà vu, maar dan door de kosmos gepresenteerd als een treffende gelijkenis. Ik bezocht met de kinderen een kopermijn in het plaatsje Stolzembourg. Dat ligt in het oosten van Luxemburg aan de rivier de Our, in een wat afgelegen gebied. De weg erheen loopt een paar kilometer lang naar beneden. Het is een beetje alsof je naar de rand van de wereld gaat, net alsof je bij Houston in een vliegtuig zit, zeg maar. In het museumgebouw kregen we eerst een lezing over de kopermijn. Er loopt een koperader, maar de mijn is nooit echt rendabel geweest. Toch zijn er door de eeuwen heen telkens avonturiers geweest die met hun unieke inzicht de mijn wel even rendabel zouden maken. Er werd zelfs een spoorlijn aangelegd om het koper te vervoeren en er werd gezweet en gezwoegd. Lotgevallen genoeg. Na zon periode van ontginning kwam er telkens een periode van stilstand. Net als nu in feite. Laat ik parallel aan de mijnlezing maar mijn lezing over Bob Evers-verhalen houden. Aan de Bob Evers-verhalen zitten soms rafels, alsof het nog niet helemaal af is. Zo had ik in de briefjesjacht de hele Kalahari lang het idee, dat we nog een verhaal tegoed hadden. Hoe was Bob hier in verzeild geraakt? Hoe kende hij John en Lois?
Luister goed, Jan, Ik heb geen tijd om alles uit te leggen. Dat zou uren duren.
Toen we eindelijk in Engeland waren aangeland werd dat verhaal helemaal niet verteld.
Door een toeval - het duurt veel te lang om u dat precies uit te leggen - kwam ik in contact met neef en nicht, …
Het zijn deze rafels die doen denken aan een sterk verhaal in de kroeg, zoals we Willem uit de overlevering kennen. Dat onbezonnene, met groteske gebaren en met volle overtuiging gebracht. Impulsief en soms de grenzen van het toelaatbare overschrijdend. De politie wordt meestal beschouwd als een lastpost, die er om heel specifieke redenen buiten gehouden moet worden. Met natuurlijk de meest mogelijke details, zodat het verhaal niet verzonnen kàn zijn. Willem heeft in een interview eens gezegd dat de illustraties van Mettes op de een of andere manier zo goed bij zijn verhalen pasten. Die illustraties leken niet af te zijn. En dat niet-affe, dat oorspronkelijke, dat karakteriseert ook de serie.
Na de lezing volgde een wandeling de berg op, waar men een depot had. Hier kregen we laarzen en plastic regenjassen tegen het druppelen in de onderaardse gangen. We waren er toen nog niet. Het depot stond bij de hoogste uitgang, voor de rondleiding liepen we weer een eind bergafwaarts. Door de afwateringstunnel bereikten we de mijn. De laatste in de rij sloot de zware deur (die moest echt op slot) en met zaklantaarns liepen we door de lange gang. We hadden zelfs helmen op gekregen, omdat de gang net niet manshoog was. Na een lange onderaardse tocht kwamen we aan het begin van de koperontginning. De rondleiding kon beginnen. Nog steeds dacht ik niet aan Arie, Jan of Bob. Onze leidster kon ontzettend leuk vertellen, ik stond achteraan en kon nog niets zien, maar ze was goed verstaanbaar. Na het verhaal trokken de voorsten zich terug en konden de mensen achteraan de koperschacht bewonderen. Een gat van zestig meter diep dat tot aan de rand volgelopen was met water. Over leuk vertellen gesproken: het leuke aan de verhalen van Willem is dat ze wat rauw en wispelturig zijn. Het heeft allemaal te maken met het karakter van de schrijver, die vooral schreef als hij geld nodig had, die liever nog wat in de kroeg had gezeten, maar voor wie geen zee te hoog ging. Het moest gewoon niet netjes zijn. Het werd ook nooit een vast stramien en zo is de loop van de avonturen ook onvoorspelbaar. In Fort B lijkt het avontuur maar niet op gang te komen, mijnen zijn kennelijk moeilijk bereikbaar, of het nu om smaragd- of kopermijnen gaat. Houston, Jan en Bob stranden in de wildernis waar vervolgens allerlei dingen gebeuren die niets met het verhaal te maken hebben. Het is het veelbeproefde verhaal in een verhaal, ons allen zeer bekend, een typische Van der Heide-stijlfiguur. Fort B leest als één lange inleiding tot een avontuur, vond ik. Ik verwachtte minstens nog een deel waarin het avontuur zich ten volle zou ontrollen. Maar die belegering was vrij kort en het avontuur plotseling uit. Heel onvoorspelbaar. Daar moest ik ineens aan denken bij die schacht, in een kosmisch Bob Evers-moment. Eindelijk bij de kopermijn aangekomen, bleek het begin van de rondleiding ook het einde te zijn, er waren verder geen gangen, er was alleen die ene schacht en na die gezien te hebben beklommen we de trappen rechtstreeks de donkere aarde uit naar het depot. Het was zomaar afgelopen. En wat is nu de moraal van dit verhaal? Die is er niet. Mijn column is ook zomaar afgelopen. En de kinderen vonden het allemaal prachtig.
1e Van den Boschstraat 11, Den Haag : 1941. |
Van Imhoffstraat 31, Den Haag : 1941-1945.
|
Aan boord van schroefstoomschip Annie, op het Rokin, Amsterdam : 1945.
|
Levantkade, Amsterdam : 1945.
|
Huis van Bewaring II (Havenstraat 6/Amstelveenseweg), Amsterdam : 1945.
|
Fort Blauwkapel, Utrecht : 1945-1946.
|
Voor de afwisseling in deze Nieuwsbrief geen verhaal van Willem, maar een tot op de dag van heden ongepubliceerd gedicht. Het zou wellicht net iets te veel eer zijn om Willem op eenzelfde voetstuk te plaatsen als Goethe (je weet wel: de befaamde dichter die als een ventilator in zijn Weimarer graf lag te wentelen bij het horen van de woorden Wie rijdt er zo laat door nacht en wind? t Is kolonel Prins zijn enigst (sic!) kind), maar zoals deze topper onder de wereldliteraten zich liet inspireren door dames als een Käthchen Schönkopf (whats in a name?), een Friederike Brion, een Charlotte Buff en een Charlotte von Stein, zo kende ook Willem W. Waterman zijn al dan niet literaire Muzen. Een van hen was de kunstenares Ellen Bottenheim-Niemer, aan wie het onderstaande gedicht is opgedragen. |
De Stad en de Dichter |
Hoorspelen... velen onder u weten dat dit een andere passie van mij is. Niet alleen geweldig leuk om naar te luisteren, maar ook om ze op te nemen. En dit laatste vereist een speciale aanpak, omdat een hoorspel iets is wat alleen met de oren beleefd kan worden; het visuele aspect ontbreekt. Aan de ene kant maakt het e.e.a. wat gemakkelijker, omdat je geen decors, bepaalde kleding, belichting enz. nodig hebt. De hoorspelacteur kan, bij wijze van spreken, gekleed in slechts een zwembroek en staande in een rommelhok een rol spelen waarin hij zogezegd als generaal, gekleed in gala-uniform, zijn manschappen toespreekt. Het beeld dat bij de ten gehore gebrachte scène hoort, vult de luisteraar zelf in gedachten in. Aan de andere kant is hoorspel-acteren vreselijk moeilijk, omdat de acteur/actrice alles moet doen met slechts zijn/haar stem. Iedere emotie en gemoedstoestand moet daarmee geloofwaardig vormgegeven worden. Degene die geen aanleg heeft voor deze kunst leest gewoon een tekst voor, degene die er iets meer van snapt, speelt niet onverdienstelijk een rol en de professional IS de persoon die hij of zij moet invullen. Daar zit m het verschil in. Zowel de microfoon als de luisteraars zijn op dit punt genadeloos. Als iemand die kunst niet goed verstaat, krijg je ongeveer een gelijksoortig effect als iemand die in een hoorspel verklaart op een Suzuki 750 te stappen om vervolgens een Solex weg te horen sputteren. De luisteraar PIKT dit eenvoudigweg niet omdat hij hier zonder pardon doorheen prikt. Het luistert (letterlijk) heel nauw. Dit tot zover over het uitvoeren van een hoorspel. Dan komen we op een ander punt: een boek bewerken tot hoorspel, zoals dat indertijd met enige Bob Evers-verhalen geschiedde. Voor zover wij dat kunnen nagaan, is dat met drie delen gebeurd: Een overval in de lucht, De jacht op het koperen kanon (VARA) en Drie jongens en een caravan (KRO). Van dit laatste boek (over de Caravan) wist ik de hand te leggen op het script van het allerlaatste deel. En hierin worden we meteen al iets gewaar over wat ik eerder aanhaalde i.v.m. uitsluitend met de oren beleven. Even ter illustratie: als iemand in een toneelstuk een pistool te voorschijn haalt, dan weet de toeschouwer meteen wat er aan de hand is. In een hoorspel zal iemand (ter verduidelijking) iets moeten roepen in de trant van Wat moet dat met dat pistool? De luisteraar kan immers niets zien en wordt op die manier op de hoogte gebracht van het feit dat iemand een pistool trekt. Bij het bewerken van een boek tot hoorspel loop je constant tegen dit soort kwesties aan. De dialogen zijn gewoon 1 op 1 over te nemen, maar dan komt datgene aan de orde wat door de alwetende verteller onder de aandacht wordt gebracht en onmisbaar is om de verdere verhaallijn te kunnen volgen. Deels is dat te ondervangen door de dialogen wat uit te breiden, maar met een hoop zaken lukt dat absoluut NIET, omdat die simpelweg niet in dialogen zijn onder te brengen. Daarvoor heeft men weer de voice over uitgevonden. Ter verduidelijking: iemand die tussen de gespeelde scènes wat achtergrondinformatie verschaft over wat er verder gebeurt. Ook daar zijn weer twee methodieken in: iemand die in het verdere stuk helemaal niet meer voorkomt en alleen het benodigde commentaar levert (Even voor de kenners: zoals de TROS het indertijd aanpakte met Oorlog en vrede) of één van de personen uit het stuk - meestal de hoofdpersoon - twee petten geven: die van medespeler EN voice over. (Dit laatste gebeurde weer in hoorspelen als Ga zitten en sterf, Het vierde scalpel en Vijf dode oude dames). Deze aanpak hanteerde men dus ook in Drie jongens en een caravan. Daar is het Arie die een rol speelt, maar ook als voice over de rol van de alwetende vertelinstantie overneemt, hetgeen in het script wordt aangeduid als verhalend. Voorbeeld:
Jan schoot een broek en short aan, draaide de sleutel van de buitendeur om en rolde die opzij. Beneden, onderaan het trapje, stond een kleine man, in een grijze streepjesbroek met een zwart jasje. Zijn schoenen waren glimmend gepoetst en over zijn arm hing een keurig opgerolde parapluie.
Verderop treedt hij weer als character op. Niks mis mee, want de luisteraar kan zo goed volgen waar het precies over gaat en hoe het allemaal verloopt zonder op een gegeven moment de draad kwijt te raken. Dan komen wij op een geheel ander punt en in deze context moet ik opmerken dat het buitengewoon jammer is dat er niet ook maar één minuut van de Bob Evers-hoorspelen uit de jaren 50 bewaard is gebleven, omdat we daardoor tot in eeuwigheid moeten blijven raden hoe men het hoofd bood aan een ander aspect, nl. dat Bob een Amerikaan is. In een boek is het heel eenvoudig: als daarin bijvoorbeeld een Fin spreekt met een Arabier dan geeft dat niet zoveel problemen. Of er is een tolk aanwezig die duidelijk maakt wat er over en weer gezegd wordt, of beiden spreken Engels waardoor ze zich aan elkaar verstaanbaar kunnen maken. Kortom: de taalbarrière is op papier eenvoudig te overbruggen; de lezer volgt het gesprek zonder enige problemen. In de Bob Evers-verhalen wordt een enkele keer subtiel aangegeven dat Bob Engels spreekt door bijvoorbeeld een zin als: Sure, zei Bob op nadenkende toon, bij ons in Amerika pakken ze dat heel anders aan.
Maar een hoorspel bestaat uitsluitend uit gesproken tekst... En dan kun je slechts kiezen uit twee methodieken: iedereen gewoon Nederlands laten spreken. Dat klinkt wellicht onlogisch, maar er zijn heel veel voorbeelden van hoorspelen waarin een Fransman op vakantie is in Duitsland (om maar wat te noemen) en die aldaar een gesprek heeft met een Duitser zonder dat er iets van een verschil is te horen. Het gaat allemaal gewoon in het Nederlands. En daarnaast kan men kiezen voor een aanpak waarin de Engelssprekende persoon Nederlands spreekt met een Engels accent. Iedereen weet wel hoe dat dan ongeveer klinkt: zoals je dat kunt horen bij een Engelsman die al dertig jaar in Nederland woont en goed Nederlands spreekt, maar toch dat bepaalde accent behoudt. Dit zo aanpakken in een hoorspel houdt wel in dat het ook consequent moet worden volgehouden. Als iemand jij als jai uitspreekt om te accentueren dat hij of zij geen Nederlander van geboorte is, dan is het heel onwezenlijk als je die persoon op een onbewaakt moment ineens het Nederlandse jij hoort zeggen.
De vraag zal blijven: Hoe loste men dat in de jaren 50 op en hoe praatte Bob precies? Wat dat aangaat, zou ik heel graag 1 minuutje uit de VARA-bewerking willen horen en 1 minuutje uit de KRO-versie van toen. Dat zal wel altijd een schone droom blijven, zodat we hier nooit een echt antwoord op zullen krijgen. Stiekem hoop ik op een revival van het fenomeen hoorspel: wie weet, komt men ooit zelfs (weer) op het idee om BE-verhalen tot hoorspel te bewerken.
In mijn werkkamer staat een grote boekenkast. In totaal zijn het bijna zestig planken, gevuld met het vele bedrukt papier dat ik in de loop van de jaren heb gekocht en gekregen. Vier planken in het bijzonder zijn me dierbaar. Op twee ervan staat mijn volledige Bob Evers-verzameling: de gebonden uitgaven (het overgrote deel met stofomslag), de geelrode pockets en een aantal boeken over de serie. De twee andere bevatten de complete verzameling jongensboeken die mijn opa heeft geschreven. Ja, inderdaad: mijn grootvader was ook een jongensboekenschrijver, net als Willem Waterman. Maar er zijn wel enkele opvallende verschillen.
Mijn opa (de vader van mijn moeder) heette Jac. van der Klei, werd geboren in 1879 en overleed in 1951. Hij was onderwijzer en schrijver: het eerste zowel op het Friese platteland als in de Amsterdamse Jordaan; het tweede hoofdzakelijk in de schoolvakanties. Hij schreef een dikke veertig boeken, voor het grootste deel uitgegeven door Kluitman in Alkmaar. Ik weet het niet, maar ik vermoed dat degene die wij in 2015 herdenken vanwege zijn honderdste geboortedag de Bob Evers-serie indertijd ook aan deze bekende, nog steeds bestaande uitgeverij van jeugdboeken heeft aangeboden. Die heeft dat aanbod vervolgens beleefd, maar beslist afgeslagen - en daar later torenhoge spijt van gekregen.
Weinig alliteraties bij mijn opa; hij doet het met titels als Pietje Blank, Lief en leed van de Van Doorns, Goudhartje, Onder het linnen dak en Veendorper jongens. Sommige boeken herlees ik net zo vaak als Kabaal om een varkensleren koffer. Het zijn verhalen over de strijd tussen arme, eerlijke en rijke, oneerlijke mensen, waarbij eerst de oneerlijke partij lijkt te winnen, maar waarin later de eerlijke partij toch zegeviert en de grootsheid heeft zich met de oneerlijke tegenstander te verzoenen. De passages waarin die verzoening plaatsvindt, staan boordevol zinsneden over vochtige ogen en zacht geschrei. Bij het lezen daarvan krijg ik zelf altijd tranen in mijn ogen. Ik weet dat ze eraan komen, die passages, maar het lukt me nooit ze helemaal droog door te komen. Nee, bij Bob Evers heb ik nooit last van opwellende waterlanders. Daar staat weer tegenover dat ik om de boeken van mijn grootvader nooit moet lachen - zelfs niet op de momenten dat hij leuk probeert te zijn.
Hoe de jongens van mijn opa eruit zien? Anders dan de Willem Waterman-avonturiers. Neem Pietje Blank, hoofdpersoon in het gelijknamige boek. We leren hem kennen als een zorgeloze, levenslustige jongen, niet vies van het uithalen van enig kattenkwaad. Daarbij heeft hij één nadeel: hij kan niet rennen. Zijn benen zijn te dun; er zitten geen stevige spieren aan. Knap lastig als je je snel uit de voeten moet maken - en dat moet hij regelmatig. Pietje is hoofdman van de rooversbende van Wimpie Lodigijs. Om die aanduiding moeten de meeste bewoners van zijn dorp Steendam lachen, maar enkelen krijgen er toch een benauwd gevoel van. Ten onrechte, want de streken van Pietje en zijn kornuiten (Wim, Louw, Dirk en Gijs) gaan niet verder dan het schrijven van een dreigende brief aan Koning Winter (als het maar niet wil vriezen), het plagen van de nieuwe politieagent (die heel wat te stellen heeft met die dekselsche jongens) en het ontvoeren van de kat van de notaris en daar 25.000 gulden losgeld voor vragen (die betaald wordt in de vorm van vijftig appels in een koffertje). Dat is toch wat anders dan de deviezen- en schilderijensmokkel of de diamantenroof waarmee Bob, Arie en Jan zich bezighouden.
Ook als mens waren Jac. van der Klei en Willem Waterman nogal verschillend. Met geld smijten, schulden hebben, geen belasting betalen, kroegen terroriseren, vrouwen versieren, het hoogste woord hebben - alle zaken waarin de Bob Evers-verwekker een ongeëvenaarde hoogte had bereikt waren mijn opa vreemd. Hij was een vriendelijke, maar ook bangige man, die in een permanente angst leefde dat iets of iemand het op zijn rieten dak had voorzien. Geen lucifer kon er in zijn huis worden afgestoken of hij riep: Pas op het dak, zo komt er brand. Elke deur was voorzien van een slot. s Avonds was hij een kwartier bezig om het huis inbraakvrij te maken. Wie s ochtends het ongeluk had als eerste beneden te komen liep zich te pletter op een eindeloze serie geblokkeerde doorgangen. De serre was vaak pas in de middag weer open.
Ik ben de enige Nederlander die zich bezighoudt met de Jac. van der Klei-kunde. Voor zover ik weet, heeft Willem Waterman geen kleinkinderen die zijn geestelijk erfgoed bewaren. Maar die heeft hij ook niet nodig; daar zorgen wij met zn allen wel voor.
Wie de boeken van Willem leest, wordt regelmatig geconfronteerd met chaotische, maar vooral hilarische verwikkelingen. De heisa is vaak niet van de lucht. Er is echter één situatie aan te wijzen in zijn werk waarin je echt kunt spreken van een anticlimax. Daarvoor gaan we naar deel 27: Kunstgrepen met kunstschatten. Jan Prins krijgt aan boord van de Roos van Dekama een flinke uitbrander van kapitein Holdert als deze hoort dat de vader van Jan kolonel is. De kapitein wordt furieus en vraagt Jan wat zijn vader wel niet zou zeggen als hij zou horen dat zijn zoon probeerde te smokkelen. Arie merkt hierover later eenvoudig op dat Jan het natuurlijk weer helemaal verkeerd had aangepakt. Jan had volgens Arie moeten zeggen dat zijn vader ook smokkelaar was, want dan had de kapitein hooguit kunnen opmerken dat hij zijn zoon het vak maar slecht had geleerd. Ook dit is weer een staaltje van Roos-logica waarbij je jezelf op een gedachte betrapt in de trant van: Hoe KOMT hij erop? Maar dit even terzijde.
Wat verderop in het verhaal denkt Jan de angstige Lammers eveneens de les te lezen over de smokkelpraktijken. Als hij in deze context vraagt wat de vader van Lammers deed, schiet de man tegen iedere verwachting in compleet in de verdediging. Nu weet ik niet hoe het eenieder verging die voor de eerste keer in zijn leven deze scène las, maar ik werd meteen dodelijk nieuwsgierig naar wat er nou ineens gebeurde. De emoties lopen bij Lammers ongekend snel op. Zijn plotselinge felheid staat in schril contrast met zijn angstige houding zoals hij die tentoonspreidde voordat Jan over zijn vader begon. Een volle pagina wordt de lezer in het ongewisse gelaten over wat de oorzaak hiervoor kan zijn. Uiteindelijk valt het kwartje: de vader van Lammers was kolonel. Wat verwacht je dan als lezer? Daar kun je eindeloos over fantaseren. Mogelijk had Jan kunnen opmerken dat dit wel heel toevallig was omdat zijn eigen vader het zelfde beroep had; hij had zijn excuses kunnen aanbieden en verklaren dat het niet zijn bedoeling was om Lammers van streek of boos te maken, of kunnen vragen of het beroep van kolonel hem niks had geleken of dat hij het wel had gewild, maar dat hij er wellicht de capaciteiten niet voor had gehad... Nee, de passage wordt afgesloten met:
Toen ging Jan Prins koffie zetten. Dat was niet moeilijk, want in een muurkast waren een kraan, een wasbak, en een gasringetje, waarop gekookt kon worden.
Een ongelooflijke anticlimax. We worden niets gewaar omtrent hetgeen in Jans hoofd omgaat. De alwetende verteller laat gewoon in slechts twee zinnetjes weten dat hij zich naar de keuken begeeft om koffie te zetten. Desondanks proeven we, uit de manier waarop deze scène eindigt, werkelijk groot raffinement van de schrijver. We zien Jan Prins, compleet uit het veld geslagen, gedwee naar de keuken lopen. Sprakeloos en verbluft zijn begrippen die sfeer kleuren terwijl dat op geen enkele manier wordt benadrukt. Punt.
Nog even afgezien hiervan is het wederom een prachtig voorbeeld van de zoveelste keer dat Jan op zijn snuit valt als hij denkt eens een keer iets net zo aan te kunnen pakken als een ander, om vervolgens te ontdekken dat zijn geleende strategie totaal anders blijkt uit te pakken dan hij had ingeschat.
Deel zeven in een serie foto-impressies van de plaatsen van handeling van de Bob Evers-serie.
Van jongs af aan heeft de stad Casablanca een magische aantrekkingskracht gehad op Roger Schenk. Komt dat door het feit dat Cnall-effecten in Casablanca lange tijd het laatste deel uit de serie was? Of misschien juist door de geheimzinnigheid waarmee het tijdens Willems leven nooit verschenen deel 33 was omgeven? Of door de haast onmerkbare overgang van de Franse (vooral deel 32 en pakweg de eerste helft van deel 33) naar de Marokkaanse (ruwweg de tweede helft van deel 33) cultuur? Misschien wel door het door filmliefhebber Van der Heide volledig negeren van elke herinnering aan de weergaloze film Casablanca met Humphrey Bogart en Ingrid Bergman, of gewoon een combinatie van al die dingen? In elk geval zag Roger in het voorjaar van 2014 een lang gekoesterde droom in vervulling gaan: een bezoekje aan Casablanca, in de voetsporen van Jan, Bob en vooral Arie.
Het toeval - dat rare verschijnsel, dat volgens onze Grote Schrijver helemaal niet bestaat - wilde dat Roger nog geen maand na zijn thuiskomst uit Casablanca van Peter J. Muller, de voorzitter van het Bob Evers Genootschap, het originele typoscript van Een zeegevecht met watervrees (althans: het deel van Willy van der Heide) overhandigd kreeg.
Kaartje van Casablanca. De nummers 1 t/m 6 geven aan waar de fotos hieronder zijn gemaakt. |
Overnachten in Casablanca doe je natúúrlijk in Hôtel Transatlantique. Weliswaar niet in de kamer van Arie Roos of Bernhard Cnall (want de nummers 178 en 180 blijken niet te bestaan), maar kamer 108 komt toch aardig in de buurt. |
Het El Mansour Hotel (dat tegenwoordig trouwens Le Royal Mansour Meridien heet) ziet er een heel stuk duurder uit dan dat goeie, ouwe Transatlantique. En dat blijkt ook - nog steeds - te kloppen, alhoewel Transatlantique wel een stuk gezelliger is, precies zoals Arie Roos al vermoedde. Hoe dan ook, dit is de lobby van El Mansour, zoals we het maar blijven noemen, waarin we rond 18.00 uur anderhalf uur hebben gewacht tot de man met de wandelstok met witivoren knop zich wenste te vertonen, maar helaas. Dus hebben we ons koffertje met 100.000 dollar en onze Hell Snelzender maar zelf gehouden. (2) |
Er drijft inderdaad van alles en nog wat in de haven van Casablanca. Een mens zou er spontaan watervrees van krijgen! |
Zoals wij allemaal weten, was Piscine Orthlieb ooit het grootste zwembad ter wereld. Nadat het er in dit zoutwaterbad van 480 meter lang en 75 meter breed na de opening op 14 juli 1934 gemoedelijk aan toe ging en het bad door alle lagen van de bevolking werd gebruikt, zocht de blanke bovenlaag van de bevolking al snel zijn heil in diverse andere zwembaden langs de kust. In hoeverre Willy van der Heide op de hoogte was van deze gang van zaken, blijft giswerk; in de delen 32 en 33 wordt er niets over verteld. Het gevolg was dat Centre Balnéaire Georges Orhlieb een kwijnend bestaan leidde en eind jaren 80 zn deuren moest sluiten. Ervoor in de plaats kwam de Hassan II Moskee, het op twee na grootste religieuze bouwwerk te wereld, die op 30 augustus 1993 werd geopend en die gedeeltelijk boven het water van de Atlantische Oceaan is gebouwd; in de catacomben van de moskee wordt momenteel de laatste hand gelegd aan een hamam, een Turks bad, zodat er tenminste nog iets van de glorie van het aloude Orthlieb kan herleven. (4) |
En dit is m dan: de wereldberoemde Boulevard Aïn Diab, die in werkelijkheid Boulevard de la Corniche heet en die vele kilometers lang is; de nummering ervan loopt inderdaad tot in de vier cijfers, maar voor de rest klopt er vrij weinig van Willys beschrijving: aan de zeekant van de boulevard zijn nauwelijks huizen en de bergen waarover hij het heeft, ontbreken geheel. (5) |
Aan een foto van Dolce Far Niente op nummer 3649 van diezelfde boulevard kan ik jullie natuurlijk niet helpen, want zoals iedereen zwart op vergeeld heeft kunnen lezen, is de bungalow die Bernhard Cnall huurde, lang geleden ten prooi gevallen aan de vlammen. Soortgelijke bungalows, vaak achter witte muren, tref je echter in ruime mate aan, echter vooral aan de landzijde. In de tijd van Cnall-effecten in Casablanca en Een zeegevecht met watervrees waren satellietschotels overigens nog niet het belangrijkste attribuut van zon bungalow. (6) |
Als extraatje het originele typoscript van Een zeegevecht met watervrees, met als bijlagen o.a. twee blaadjes waarop wijlen Willem W.W. enkele van zijn ideeën omtrent de afloop van deel 33 had geschreven resp. getypt, plus een informatieboekje van de PanAm over o.a. Marokko, waarin Willem enkele zinnen heeft onderstreept, die hij in Cnall-effecten in Casablanca vrijwel woordelijk heeft gebruikt, benevens een dienstregeling van diezelfde PanAm uit het jaar 1965. We weten nu in elk geval zeker in welk jaar Willem zijn deel van deel 33 heeft geschreven. Dies weet de redactie op dit moment exact wáár de in deze Nieuwsbrief al vaker gememoreerde Peter de Zwaan het stokje heeft overgenomen, maar heeft met de auteur afgesproken om dit (voorlopig) nog niet wereldkundig te maken. De mythe blijve voortleven! |
Aan de ene kant wordt WWW, ons aller Willy van der Heide, altijd geassocieerd met de jongensboeken van de Bob Evers-serie. Vanzelfsprekend! Ik weet niet of Willem, zoals ik hem kende, gecharmeerd zou zijn van de rechtenhandel die nu plaatsvindt. Wel weet ik dat de meester nog tijdens zijn leven ervan verzekerd was dat de serie in het Engels zou verschijnen, en dat hij verguld was met de belangstelling van de Nederlandse filmer Jan Louter om de serie te verfilmen. Ik was bij die onderhandelingen aanwezig.
Volgens mij een onmogelijk plan.
Aanpassen aan de tijd, zoals al eens gebeurd is in de tekst, met hier en daar rampzalige gevolgen? Kroeskoppen, negers - de woorden moeten in zijn tijd geplaatst worden. Ook Schotten kunnen aanstoot nemen, of de Belgische gendarmerie - maar leven we niet juist heden in een tijdperk waarin duidelijk moet worden dat wij, West-Europeanen, geen boodschap hebben aan gevoeligheden inzake ras of godsdienst van anderen, onszelf inbegrepen? De Beatles in plaats van de Glenn Miller Big Band of de muziek van Buck Clayton of Jerry Fuller? (Denk aan de merkwaardige naamsverwisseling van Jerry Miller in Jerry Fuller, omdat de muziek van de laatste luid uit de oude radio schalde vanuit de badkamer in Kresses huis te Humbeek, waar Jerry Miller/Fuller een warm bad neemt.)
Of worden het streng historische films, met kleding en autos uit de jaren veertig en vijftig van de vorige eeuw? Me dunkt dat HBS-jongens uit die tijd nauwelijks passen in onze voorstelling van Jan, Bob en Arie.
Wat de heruitgave van de BE-boeken betreft, welke tekst gaat gebruikt worden? Er is in het verleden, met de uitgave van de pockets door De Eekhoorn, al veel geknoeid aan de oorspronkelijke tekst. Het Bob Evers Genootschap heeft altijd garant willen staan, en staat nog steeds garant, voor het bewaren en behoeden van de oorspronkelijke teksten! Als ware filologen: ad fontes! Het zou eigenlijk onze plicht zijn de oorspronkelijke loodgietsels te bemachtigen. Evenwel heeft het BEG problemen met de cash flow.
Van de andere kant had WWW beslist hogere aspiraties. Zoals ons welzeergeachte bestuurslid Coen van der Linden het heeft geformuleerd: Hij wilde graag gezien worden als the grand old man van de Nederlandse literatuur. Naar het voorbeeld van Hemingway, voor wie Waterman overigens weinig respect had: Eerst beweren dat de belangrijkste opgave voor een schrijver is to survive, en dan een dubbelloops jachtgeweer in je mond zetten! Willem was een survivor.
Op de titel van grand old man van de Nederlandse Literatuur (yek!) kon WWW natuurlijk geen aanspraak maken, behalve misschien met zijn oorlogsroman Wie zei dat je in dezen tijd niet kon lachen? (1942), door de pers doorgaans als een fout boek aangemerkt, maar dat is het allerminst! Of met het epische gedicht De roof der Sabijnse maagden - een sous-realistisch proefstuk in klankkleur, ritme en plastiek, Bosbespers, 19852, geïllustreerd door zijn vriend Flip van der Burgt. En hier wil ik niet vergeten de andere oorlogsboeken, zoals Amerika filmt: een visie op Hollywood en op Hollywoods wonderlijke werkwijzen uit 1944, nog steeds kostelijke lectuur, waarvan veel is terechtgekomen in BE 19, Vreemd krakeel in Californië; en natuurlijk De kruistocht van Generaal Taillehaeck (1942), waarin Waterman uitlegt hoe slecht het Nederlandse Leger (per fiets naar de Grebbeberg) was uitgerust tijdens de mobilisatie. Al deze boeken zijn bij de Waterman-liefhebber natuurlijk bekend.
Wat mijzelf betreft - ik heb dit reeds eerder prijsgegeven - heeft WWW wel degelijk invloed op mij gehad, in de rol van oude veteraan der literatuur (niet de vaderlandse), die een jonkie nog wat kon bijbrengen. Faulkner moest ik lezen (las ik al), Michael Arlen (The Green Hat, 1924) heeft Willem mij aangereikt, zoals de boeken over en niet van Scott Fitzgerald: van Sheila Graham: The Education Of A Woman (1958, het jaar daarop verfilmd): zij was de vrouw die Scott in zijn laatste, hoogst ongelukkige levensdagen, heeft bijgestaan, of de reminiscenties van Tony Buttitta, After The Good Gay Times (1974). Op een enkele foto van het BEG kun je de boekenkast van Willem op zijn adres in Den Haag zien (koperen plaat aan de deur: Prae-adviseur voor psychiatrie - louter een middel om vrouwen te lokken? Nee, Waterman was, net als Simenon of, waarom niet, James Joyce, zeer belezen in Freud en met name Jung, en in mijn ogen begiftigd met een diep psychologisch inzicht - behalve in zichzelf misschien): die boekenkast was volgepakt met Penguins en Pelicans, afgezien van de Encyclopedia Britannica en de psychologische handboeken.
Ook in psychologische zin viel er derhalve veel van Waterman te leren.
Vervolgens zijn technisch inzicht en de padvinder-achtige bereidheid problemen, ook van anderen, op te lossen. Ik herinner mij een woeste tocht in een sneeuwjacht in de Ardennen. In mijn eerste DS waren we op de terugreis, in één ruk, van Bellagio naar Amsterdam, toen de ruitenwissers het begaven. Dat wil zeggen het motortje dat de ruitenwissers aandrijft. Terwijl we bleven rijden (Meijsing stopt nooit) rukte Willem het handschoenenkastje open, stootte met zijn vuist door de dunne voering heen, en sloeg toen handmatig de ruitenwissers heen en weer, tot zijn knokkels bloedden.
Waar ik heen wil, zijn enkele schrijftips, die ik niet mondeling van Waterman kreeg uitgelegd, maar die men overal kan vinden in de BE-boeken. Ik noem er drie.
1.) | De lichte toets waarmee soms de Almachtige Verteller in de persoon van Willy van der Heide wordt opgevoerd, alsof de jongens hun avonturen later aan de schrijver vertellen: Kijk eens, meneer van der Heide, vertelde Arie mij later... passim. Hiermee wordt een distantie gecreëerd die het waarheidsgehalte van de gebeurtenissen verhoogt, en tegelijk wordt de band met de lezer aangehaald, alsof die persoonlijk bij het vertellen van de vertelling aanwezig is. |
2.) | Het herschrijven van eenzelfde gebeurtenis of liever scène, op eenzelfde tijdstip en locatie, maar gezien door de ogen van een ander personage. Als ik, de teboeksteller van deze belevenissen, dit verhaal goed wil navertellen [cursivering van mij], moet ik nu allereerst overspringen naar de activiteiten van de dikke Arie Roos… |
3.) | Misschien is de belangrijkste tip wel: de afwisseling van scènes (en Willy van der Heide is machtig goed in het langzaam opbouwen en naar een hoogtepunt voeren van een ingewikkelde en uitgebreide scène) met verhalende tekst, of dialogen vol overwegingen. Kort gezegd: je kunt (moet) schrijven in scènes of in lopende tekst. Scènes bestaan uit een treffen van verschillende personages in stilstaande tegenwoordige tijd. In de lopende tekst wordt het verhaal of de plot uitgebeeld in een tijdlijn. |
Ik hoop dat de lezer mij nog kan volgen. Voor mijzelf zijn dit geweldige tools of gereedschappen voor het schrijven.
Mag ik tot slot toevoegen dat Willem, behalve leermeester en door ons gevierde auteur van de Bob Evers-boeken en de andere boeken (ik vergat nog te vertellen dat Willem ver gevorderd was met een systematisch woordenboek - ik ken slechts één ander voorbeeld: Het juiste woord van Professor L. Brouwers, s.j. - waarvan ik het typoscript heb ingezien: waar is dat nooit gepubliceerde boek gebleven, Paul?) in de eerste plaats voor mij een goede, zeer goede vriend is geweest. We gingen op voet van gelijkheid en vertrouwelijkheid met elkaar om, hebben eindeloos met elkaar gesproken (nooit over de Bob Evers-boeken - dat was voor hem geen onderwerp), hebben samen reizen gemaakt en avonturen beleefd, ook tragische, en afgezien van de literaire tenvoorbeeldstelling heb ik vooral veel van Willem geleerd aangaande de dingen des levens, als u begrijpt wat ik bedoel.
Nieuwsbrief 43 |
Nieuwsbrief 44 als pdf |
Nieuwsbrief 45 |
Register van de Nieuwsbrief |
Startpagina van de Nieuwsbrief |
Startpagina van de Apriana |