Nieuwsbrief 46 |
Nieuwsbrief 47 als pdf |
Nieuwsbrief 48 |
Register van de Nieuwsbrief |
Startpagina van de Nieuwsbrief |
Startpagina van de Apriana |
Nieuwsbrief nr. 47 ISSN 1386-6451 | juli 2016 - 23e jaargang nr. 2 |
INHOUD : |
Nieuws van de redactie | Roger Schenk & John Beringen |
Misdrukken | Peter de Zwaan |
Recensie van deel 56: Plakkende portieren in de Peel | Schout-bij-Kunstlicht Spook |
Recensie van deel 57: Vreemde vogels in Vijlen | Schout-bij-Kunstlicht Spook |
Magical names from Austin to Zastava | René Verhulst |
Met zakgeld naar Zanzibar | Roger Schenk |
Bobs Bronnen (1) : Filmen in een heuvel | Nic. Blans |
(Gast)column: Twee jongens en een ouwe schuit | Jaap Verduijn |
Wonderlijke woorden in Wijk bij Duurstede | Luit van der Tuuk & John Beringen |
Watermannelijke woningen, deel 6: 1957-1965 | Roger Schenk |
Drie jongens en een caravan | Willy van der Heyde |
Enkele fotos uit Rijpwetering en omgeving | Roger Schenk |
En toen werd het tijd voor iets geheel anders... | John Beringen |
Voorzijde van Spektakelspel van Fons de Schilder, door Lia Krijnen | Voorzijde van Smokkelspoor van meneer Maik, door Lia Krijnen |
In navolging van de elders in deze Nieuwsbrief genoemde Jas en Waser is er inmiddels misschien wel een dozijn mensen dat zich ooit gewaagd heeft aan het schrijven van een eigen Bob Evers-verhaal. Sommige pogingen waren geslaagd, andere iets minder, maar één ding hebben al deze Bob Evers-verhalen met elkaar gemeen: ze zijn zo illegaal als een door Peraira gesmokkelde immigrant!
Van alle min of meer illustere figuren die dergelijke apocriefe geschriften geproduceerd hebben, was John Beringen de eerste die inzag dat dit een zinloze onderneming was. In zijn bijdrage En toen werd het tijd voor iets geheel anders... in deze Nieuwsbrief kunt u lezen hoe John zijn ooit als Bob Evers-verhaal begonnen Magistrale manoeuvres in Moskou volledig heeft omgewerkt tot een complete trilogie, die natuurlijk wel links en rechts wat Bob Evers-invloeden vertoont - alleen het idee van een trilogie al -, maar die toch vooral een geheel nieuwe serie jeugdboeken vormt, zonder roodharigen, vrekken en Amerikanen: de Fred Huizinga-serie.
Geerten Meijsing, alive and kicking!
Het sympathieke bestuurslid van het Bob Evers Genootschap Geerten Meijsing heeft eindelijk weer eens - in geschrift én beeld - van zich doen spreken: tegelijk met een enorme verzameling brieven ván Nanne Tepper (* 17 januari 1962 , 10 november 2012) uit de periode 1993 tot 2001 verscheen een bibliofiele uitgave van Geertens brieven áán deze Nanne Tepper. Laatstgenoemde was een Groningse schrijver, die vooral bekend werd door zijn De eeuwige jachtvelden (1995) en De vaders van de gedachte (1998). In zijn werken moeten collega-schrijvers, met name zij die deel uitmaken van het incestueuze Grachtengordelvolk in Hamsterdam, het ontgelden. Een van de weinige zielsverwanten van Tepper was Meijsing, ook al zon zelfverklaarde vijand van de zelfverklaarde coryfeeën uit de Grachtengordel, waaraan hij zelfs een - gelijknamige - sleutelroman heeft gewijd. Uit de bundel brieven ván Nanne Tepper (De kunst is mijn slagveld, 750 paginas dik) krijgen we een aangrijpend inzicht in Teppers manische depressiviteit, een aandoening waarvan ook Geerten last heeft gehad: vandaar dat de twee heren elkaar zo goed begrepen. Ongeveer eenderde van de circa 150 brieven van Tepper, die in de bundel bijeen zijn gebracht, zijn gericht aan Geerten. In Brieven aan Nanne Tepper biedt Geerten zelf ons een openhartige en ontroerende blik in zijn ziel in de tijd dat hij werkzaam was aan de zwartromantische romans Tussen mes en keel en Dood meisje. Hoe aangrijpend beide brievenbundels met hun depressieve karakter ook zijn, de redactie heeft toch meermalen moeten gniffelen om de treffende om- en beschrijvingen die beide zielsverwanten geven van door hen niet altijd even gewaardeerde collega-schrijvers. Twee absolute aanraders voor wie niet genoeg heeft aan de complete jaarproductie van Uitgeverij Zwarte Zwaan!
Nanne Tepper, De kunst is mijn slagveld, Atlas Contact, 2016. ISBN: 9789025446574.
Geerten Meijsing, Brieven aan Nanne Tepper, Statenhofpers, 2016, geen ISBN.
Op 15 februari j.l. ging in Filmhuis Gigant in Apeldoorn de film Full Throttle III - End Times (Plankgas III - Eindtijd) in première, een documentaire annex roadmovie van cineast Renger van den Heuvel over het leven van Geerten Meijsing. Meijsing is natuurlijk niet voor niets bestuurslid van een Genootschap dat zich bezighoudt met een serie waarvan jarenlang alleen de delen 1 t/m 32 plus 34 en 35 (maar geen 33) bestonden en waarvan de chronologisch gezien eerste drie delen oorspronkelijk als nummer 4, 5 en 6 verschenen. Dat heeft uiteraard zijn uitwerking niet gemist op de nummering van een film over zijn leven: Full Throttle III - End Times is een volwaardige film, maar de prequels I en II moeten nog gemaakt worden. Het onderwerp van de film zelf én diens publiek zijn dusdanig enthousiast geraakt door deel 3, dat zij reikhalzend uitkijken naar de eerste twee delen.
Kerstpuzzel
Bij de vorige Nieuwsbrief was de inmiddels niet meer weg te denken Bob Evers Kerstpuzzel toegevoegd. Of het aan het feit lag dat Nieuwsbrief 46 al vóór de kerstvakantie is verschenen, zodat iedereen extra veel vrije tijd had om onder de naaldboom te puzzelen, weet de redactie niet, maar het aantal inzendingen (met de juiste oplossing) was vele malen groter dan in voorafgaande jaren. De snelste inzender was - en ook dat begint inmiddels een traditie te worden - Jan Hulshof. De bedoeling was dit keer om van 69 setjes van 4 woorden of begrippen er steeds eentje weg te strepen; de begin-letters van die 69 woorden vormden uiteindelijk de wens: Hans, Ton, Roger en John wensen alle fans van Jan, Bob en Arie een magistraal nieuw jaar. De gehele oplossing van de puzzel is hier te vinden.
Bob Evers leeft nog steeds!
In april had de hele wereld ineens de mond vol over de zogeheten Panama Papers, de gelekte gegevens over hooggeplaatste personen die er in totaal meer dan 200.000 brievenbusvennootschappen in Panama op na hielden. Diverse media wisten te melden dat deze term zo heerlijk allitereerde en legden meteen de link met Pyjama-rel in Panama, zoals het NRC-Handelsblad en De Telegraaf. In het laatstgenoemde artikel wordt weliswaar de naam van de schrijver weer eens verkeerd gespeld (Willy van der Heijden: zou dat dezelfde schrijver zijn als die van de Gradivus-herdruk van De avonturen van Woutertje Wipneus?), maar daar staat dan weer tegenover dat eerstgenoemd artikel een mooie scan van de epub-versie van Pyjama-rel in Panama bevatte: gratis reclame! |
En toen ging er iets fout. Na elfhonderd handtekeningen, achttien volle postzakken en twee dagen opluchting dat de drukte achter de rug was, kwam een sms-je, gevolgd door een telefoontje. Van Roger Schenk, de man die meer van Bob Evers weet dan wie ook, inclusief ik over de boeken die ik zelf heb geschreven.
Of ik wist dat er iets heel erg fout was gegaan.
Dat wist ik niet en ik wilde het ook niet weten, want we hadden familieweekeinde in Bloemendaal aan Zee met in het verschiet een verjaardagsfeest waarvoor Jan, Bob en Arie niet waren uitgenodigd.
De mededeling dat de boekhelften van de delen 56 en 57 verkeerd achter elkaar waren geplakt legde wel even een grauwsluier over het feest. De hele familie leefde zeer met Lia en mij mee en de eerste gasten leverden hun aandeel in het getreur. Daarna kwamen er te veel bezoekers om wat dan ook te willen uitleggen, gingen er wijnflessen open en kwam alles goed. Voor die dag, dan altijd.
In deel 58, De magistrale misverstanden van J. Masters, spelen enkele hoofdstukken zich af in en om Bloemendaal aan Zee en daar moest ik wat research voor doen.
Dat deed ik niet met een hart vol vreugde, want ergens in mijn achterhoofd speelde de vraag: heeft de drukker een fout gemaakt of heb ik verkeerde bestanden gestuurd?
Het was de drukker en die drukker nam de volle verantwoordelijkheid op zich. Wat over was - en dat waren een heleboel boeken - zou worden opgehaald en vernietigd, er zou een nieuwe druk komen en de drukker zou daar 1100 boeken van verzenden; een van de redenen waarom er geen handtekening in kwam. De belangrijkste reden was dat ik geen zin meer had. Over 100 handtekeningen en nummers doe je ongeveer een uur en na een uur of vier krijg je een handtekeningenpols, een bij schrijvers beruchte ziekte.
De boeken gingen de deur uit en toen kwam het.
Meneer De Zwaan, ik heb nóg twee boeken gekregen, wilt u die terug?
Wat moet ik met de misdrukken?
Kan ik niet alsnog een handtekening krijgen?
Dat waren de lezers die geen computer hebben of domweg niet kijken op website of Facebook.
Van degenen die wél Facebooken en websiten, kwamen hoofdzakelijk geweldige, soms bijna overweldigende reacties. Het was in een aantal gevallen alsof lezers een beetje meeleden, en misschien deden ze dat ook wel.
Er kwamen tientallen harten onder mijn riem, er kwamen bloemen en er kwam bericht van iemand die zei dat hij geen nieuwe boeken hoefde omdat hij boekbinder was en zelf de helften goed aan elkaar had geplakt.
Er kwamen een paar knorrige reacties. Van mensen die elk jaar een knorrige reactie sturen. Ik heb ze genegeerd en ze zijn nu een beetje boos omdat ze geen bericht van me hebben gekregen.
Twee op vele tientallen.
Leuke club, die Bob Evers-fans.
Een van de gewraakte misdrukken, misbindingen of desnoods misbaksels: tot aan pagina 96 ging het eigenlijk best goed. |
We leven toch maar in heerlijke tijden: ook dit jaar werden wij weer verblijd met twee nieuwe delen, inmiddels deel 56 en 57 van de serie. Al ging dat ditmaal niet zonder slag of stoot: er was iets mis met de binding van beide delen. Wat n geluk dat deze fout meteen werd opgemerkt en hersteld! Hulde aan iedereen die ervoor heeft gezorgd dat wij nog binnen een week over de juiste exemplaren konden beschikken!
Eerlijk gezegd was ik pas bij het eerste hoofdstuk toen de eerste berichten over misdrukken op Facebook binnensijpelden; en ja, ik dacht eigenlijk meteen al bij dat eerste hoofdstuk aan een misdruk: deel 55, De perikelen van kolonel Prins, begint met onze drie bengels, die letterlijk en figuurlijk op het matje worden gecommandeerd door de kolonel uit de titel, maar speelt zich voor een groot deel af op het Brabantse platteland. Daar eindigt het boek ook en niets wijst erop dat onze drie jeugdige rabauwen weer naar Amsterdam zullen gaan. Maar de wonderen zijn de wereld nog niet uit: Spektakelspel van Fons de Schilder begint met... onze drie bengels, die stram in de houding staan op datzelfde matje van dezelfde kolonel uit het voorafgaande deel!
Maar dan blijkt dus toch dat het verhaal een compleet andere kant op gaat: wat volgt, is beslist de meest originele, maar ook verreweg de meest omslachtige manier om wapentuig te bemachtigen sinds het Ontzet van de Wáttaardsbrug. Jan Prins leidt ons ouderwets rond door de hoofdstad op een manier die doet denken aan Bobs achtervolging van Lottie Doberman in deel 14.
Met Jans nieuwe schietijzer op zak begint het edele drietal aan een nieuwe hinkstapsprong richting Odiliapeel. Jan Prins koopt voor een habbekrats (sorry, overbodige mededeling) een oude motor, hetgeen aan zijn tocht een hoog Satudarah-gehalte verleent; de portieren van de auto van Bob Evers en Arie Roos worden dichtgelijmd, hetgeen aan hun strapatsen een hoog Inspecteur Arglistig en het bankmysterie-gehalte verleent. Bestaat er werkelijk zon superlijm of hoort dit thuis in de science fiction-wereld?
Een heerlijk nostalgisch gevoel bekruipt ons als Peter de Zwaan na weet-ik-hoeveel delen The Marines Hymn weer eens van stal haalt, toch ooit een van de herkenningstunes van de drie jongens. Bob stelt zelfs voor om er een wachtlied van te maken, zoals anderen een wachtwoord hebben.
Niets nostalgisch is er helaas aan de Porsche Cayenne, die Jan en Bob stelen. Dennis Vercauter, die we al kennen uit het vorige deel, en zijn Roemeense en Brabantse handlangers stelen zon beetje alle andere merken autos. De man heeft de akelige gewoonte om de hoor hem gestolen autos meteen ook maar te slopen of op zn minst onherstelbaar te verminken. Nee, dat lijkt mij geen aangenaam heerschap! Jan, Bob en Arie zijn het gelukkig met mij eens, hetgeen een reeks van onnavolgbare knokpartijen tot gevolg heeft.
We zijn alweer tegen het einde van het boek als Arie voor het eerst oog-in-oog komt te staan met de doodgewaande Maik of Maikel Landleben (die een huis aan huishoudster Marianne zou hebben nagelaten), maar voor hij dat zelf in de gaten heeft, is er eerst weer eens een retourtje Amsterdam nodig. Tenslotte vindt Arie een reeks aantekeningen in de vorm van onbegrijpelijke afkortingen en een iets waarop het woord Sjpatsierkaat gedrukt is. Dit koeterwaals lijkt enigszins op Duits, maar is het niet, dus we hopen in het volgende deel in Limburg - en wel ten oosten van de Benrather Linie - terecht te komen: Kerkrade of Vaals dus.
Opvallend is in de laatste delen (die van Uitgeverij Zwarte Zwaan) is het geringe aantal druk- of zetfouten; het is wel duidelijk dat deze jonge uitgeverij over een veel betere corrector beschikt dan De Eekhoorn, tenminste de laatste dertig jaar. Daar staat dan wel weer tegenover dat het taalgebruik van Jan, Bob en Arie ineens veel populairder wordt: woorden als hiero of es zijn wij niet gewend van het edele drietal.
Al met al levert Peter de Zwaan - na enkele aanloopproblemen - dus weer een heerlijk, vlot leesbaar boekje af, dat ons alleen maar meer doet verlangen naar het volgende deel. En dankzij De Zwaans versnelde tempo hoeven we daar niet lang op te wachten!
Peter de Zwaan, Spektakelspel van Fons de Schilder, Uitgeverij Zwarte Zwaan, 2015. ISBN: 9789082052367.
Het derde en mogelijk laatste deel van de Landleben-trilogie begint net als de vorige twee delen in Amsterdam, althans: op Schiphol. De overgang van het Brabantse platteland naar Amsterdam is ditmaal wat logischer dan de vorige keer, want aan het eind van Spektakelspel van Fons de Schilder verkassen de drie jongens inderdaad naar de hoofdstad. Voor de zoveelste keer begint een race van Amsterdam naar Odiliapeel, maar niet nadat Jan, Bob en Arie drie identieke autos hebben gehuurd, omdat dat zo handig leek... Terwijl Arie zich ongevraagd bemoeit met een schermutseling langs de A2, speelt Bob de toerist in Valkenburg. Hij zal liever zn Amerikaanse tong er af bijten dan het hardop toe te geven, maar hij is best wel onder de indruk van de Cauberg. Jan heeft Bob van alles en nog wat uitgelegd over Limburg, de Limburgse dialecten en de Limburgse heuvels, maar vermoedelijk wist ook Jan niet dat de plaatsnaamborden in Limburg tegenwoordig tweetalig zijn; dat stond zeker niet in de Encyclopaedia Britannica, Jan? Stiekem was ik toch een beetje benieuwd naar Bobs reactie op deze borden. Dankzij de in de Porsche Cayenne gevonden Sjpatsierkaat komt Bob in Vijlen terecht, waar hij in een vakantiepark min of meer per toeval een van de schuilplaatsen ontdekt van de lang gezochte Maik of Maikel Landleben, Mariannes schijnbaar overleden neef. De Sjpatsierkaat is een bij de plaatselijke VVV verkrijgbare wandelkaart van de Drielandenregio; de naam is niet Nederlands, maar ook niet Duits. Blijkbaar een soort plaatselijk dialect (de rest van de kaart is in het Nederlands en in het Duits), dat waarschijnlijk alleen maar bedoeld is om toeristen een soort van exotisch gevoel te geven, want je mag toch verwachten dat de mensen die dit dialect spreken, de wandelroutes in de omgeving wel kennen. Ook op dit raadsel krijgen we geen antwoord.
Jan haalt een geniale stunt uit om een van Dennis Vercauters spionnen, die in een paardenwagen verstopt zit, naar buiten te lokken, maar Arie wordt geconfronteerd met een van die onvermijdelijke natuurverschijnselen waar je in geen enkel ander jongensboek over leest: de maïsoogst! Deze maakt het iemand met de omvang van Arie onmogelijk om het huis van Rafael Dupont ongezien te naderen.
Bob, die inmiddels een huisje gehuurd heeft en dus de buurman van Landleben is geworden, maakt kennis met een zekere Carolus Ratzel, die beweert dat hij een rechercheur is van Europol en dat hij Masters en Strauss, de ons welbekende FBI-medewerkers, kent. Terwijl Jan en Arie - nog steeds in Noord-Brabant - vol verbazing toekijken hoe de handlangers van Dupont en Vercauter elkaar afrossen, wil er ondanks de gemeenschappelijke belangen niet echt een prettige samenwerking tussen Ratzel en Bob tot stand komen: Bob heeft een onbestemd voorgevoel over de man en de voorafgaande 56 boeken hebben ons geleerd dat wij de voorgevoelens van de drie jongens niet mogen onderschatten. De man vertelt Bob wel dat Maik Landleben een fantast is waar Arie Roos bij verbleekt en alle ins en outs over de sigarettensmokkel.
Na een wilde achtervolging door de bossen rondom Vijlen speelt de finale van het boek zich af in het bij toeristen, motorrijders en Limburgers wereldberoemde boscafé t Hijgend Hert. Het overmeesteren van Landleben lukt het inmiddels gelukkig herenigde trio echter pas nadat een loslopende pauw het hoofd van de verbouwereerde Maik Landleben als startbaan heeft uitgekozen! Landleben, die over nog meer aliassen blijkt te beschikken dan de geestelijk vader van Bob Evers, onthult de jongens dat Ratzel - door hem Ratzel de Rat genoemd - in werkelijkheid helemaal geen rechercheur is, maar een woekeraar en afperser. Hoe Ratzel aan zijn kennis over de connectie tussen Jan, Bob, Arie en Masters en Strauss komt, is voor Jan en Bob een raadsel, tot Arie hun het bestaan van de Encyclopaedia Apriana - elders op deze site - onthult, een grappig detail.
Landleben zelf hebben de jongens dan al in de bossen rond de Gileppe in België gedumpt, maar de titels van de twee volgende delen doen de lezer vermoeden dat we voorlopig nog niet van dat heerschap af zijn. We kijken uit naar het weerzien met Jack Masters en naar een mogelijk nóg grootsere finale bij het kasteel van Landleben in de Dordogne. Zou Peter de Zwaan breken met de Bob Evers-traditie en ditmaal geen trilogie, maar een pentalogie schrijven? Wat de lezers betreft, mag het, want tot nu toe leest het Landleben-avontuur heerlijk weg!
Peter de Zwaan, Smokkelspoor van meneer Maik, Uitgeverij Zwarte Zwaan, 2015. ISBN: 9789082052374.
Austin-Healey, Buick, Lincoln Zephyr, Horch, Oldsmobile, Nash, and Packard 1939: but also Renault Frégate, Honda Civic, Triumph Spitfire, Wartburg and Ford. These are the magical names for anyone familiar with the books of Bob Evers. It is not just about the colourful characters that drive those cars. For example in the book Rumble about a pigskin suitcase the Green Man, who later turns out to be called Straperli, is driving a green open Bentley, number GRB 386. The man in the book has to be green so the reader can recognize him while at the same time you also get the details of the car. *)
In Three boys and a caravan they fool around with white Buick wheels and the caravan that has to transport the main characters to somewhere is a shiny Gulfstream or a predecessor there-off. I have seen one of those stationed at the Grote Markt in Goes one time at the yearly Windmill Run, however the book is dated 1953 and when I read it in 1970 I could not even imagine such a mobile home, even though I saw plenty of caravans in Zeeland.
And did you know that there is a real smuggling compartment in a Renault Frégate and that you can even roll a painting into the linen hood of a car? Of course taking it out of the frame first. The book that describes that is aptly called Arty moves with Art treasures.
The stories are set in the America and Mexico of the 50s and therefore they drive in a 12-cylinder Lincoln, a De Soto, Cadillacs, Packard, Studebaker and Dodge, but also in unknown to me cars like Delahaye, Kaiser and Hillman. Maybe that is why every year I watch the Windmill Run in full admiration. Can I spot a car out of my beloved book series? And if I do recognize a car, its photograph hurriedly gets posted to the Bob Evers Facebook page and I always receive enthusiastic reactions.
Somebody else may be interested in the technique or condition of the car or its driving qualities, but to me only one thing counts; can I connect the car to one of these books.
I imagine that every participant of the Windmill Run has his or her own reasons to drive a specific car. Nostalgia, for the love of it, because they like to fix up cars, the friendships or perhaps just the sensation of driving it.
Coming back to the books of Bob Evers written under the pseudonym Willy van der Heide. His real name was Willem van den Hout, a bon vivant with a dubious war past, though he himself contradicted that. The titles of his books display his love of alliterations. Amongst the 32 books he has written we find Weird folk at the warehouse and, to stick to our subject The wild fate of a number plate. His last publication in 1963 was: Cnall-effects in Casablanca. Even though there is a car that I cannot trace called Blockbuster in this book, the name Cnall has got nothing to do with an exhaust pipe. This is Bernhard Cnall, a Swiss secret agent. This shows how far the imagination of the writer reached. **)
After 32 volumes Peter de Zwaan took over the writing and he still produces Bob Evers stories until this day. We leave it to the real enthusiast to judge them. With De Zwaan East-Europe entered the books. All of a sudden the stories about the three boys Bob Evers, Arie Roos and Jan Prins are not set in exotic places like Hong Kong, New York or the Kalahari Desert (A heist in the air), but at the Polish-German border and in Berlin. The time frame is the present and we see BMW and Volkswagen turn up, just like Lada, Wartburg and Zastava. Yes, even a Lada with its pale colours has got its merits, but it does sound less exotic than an Oldsmobile convertible.
Willy van der Heide also made mistakes in his books and his unlimited imagination certainly allows for this. Because of the mans large expenses, he liked his drinks a lot; he was forced by a chronic lack of money to sometimes slap his books together. Hed promised his publisher a new book and then had to work day and night to finish it in time. An example of such a mistake is that he let two American soldiers, stationed in Germany, (Bombast in a bunker) drive a tomato-red pre-war Ferrari. As a connoisseur you will know that Ferrari did not produce legal street cars till 1947. Then came the Ferrari 125 S, better known as the 125 Sport. It is not very plausible that two American soldiers would be driving an illegally build Ferrari in West-Germany at that time. Willy van der Heide would probably have claimed that he meant the Anonima Lombarda Fabbrica Automobili, taken over of his distant cousin Nicola Romeo and then renamed Alfa Romeo. That was the kind of man he was.
An article in the March newspaper shows us that the series is still very much of these times and so are the cars in it. After 70 years the end has come for the Jeeps of the The Hague police. The Canadians and Americans left a lot of their Jeeps behind and the police force of The Hague could really use these cars on the beaches but also in the city. The Jeeps were manoeuvrable and flexible while pavements and tram lines caused no problems. The National Police wants a uniform car park, states Omroep West (local radio of The Hague). To the ears of Jeep-enthusiasts this sounds almost like blasphemy. The last 14 of the Jeeps of the The Hague Mobile Unit are now covered in dust in the garage of the empty head quarters in The Hague. Maybe they will come up for sale and we can see some of them back in next years Windmill Run!
Have a great time and a good run. René Verhulst, Mayor of Goes. |
*) | Titles are loosely translated by your translator (they are not the official titles). |
**) | Cnall is pronounced knal in Dutch and means bang. |
In het late voorjaar van 1985 werden familieleden, vrienden, vijanden, fans en bewonderaars van de man die wij vooral kennen onder zijn pseudoniemen Willy van der Heide en Willem W. Waterman opgeschrikt door het treurige bericht dat deze Willem van den Hout, zoals de man in werkelijkheid heette, al op 24 februari van dat jaar was overleden aan een verwaarloosd hartinfarct. Het is goddomme je eigen schuld, Van den Hout zijn de laatste woorden die hij uitbracht alvorens hij zijn laatste adem uitblies. En hier had het verhaal dus zomaar kunnen eindigen. Lekker kort artikel dus, ook wel eens een verademing in de Bob Evers Nieuwsbrief, toch?
Maar nee... tot immense vreugde van zijn fans en tot zo mogelijk nog immenser verdriet van zijn vijanden leefde Willem voort! Zoals wij allemaal weten - en wie het niet weet, wordt daar nog eens fijntjes aan herinnerd in het artikel van René Verhulst hierboven - was ieder boek dat wijlen Willem bij zijn uitgevers en redacteurs afleverde een race tegen de klok. Het strekt de man echter tot eer, dat hij er vrijwel altijd in slaagde om net vóór de gestelde deadline een kant-en-klaar manuscript (of typoscript, zo je wilt) af te leveren, of hij daar nou twee maanden, twee weken of zelfs maar twee dagen tevoren aan was begonnen. Het kwam uiteindelijk dus allemaal wel goed, maar uitgevers kregen grijze haren van Willems geflirt met deadlines; wie het hoofdstuk Mijn Verbanning naar Meppel in Toen ik een nieuw leven ging beginnen en andere waargebeurde verhalen uit de jaren vijftig leest, kan zich een aardig idee vormen omtrent de gevoelens van de medewerkers van de firma Stenvert/De Eekhoorn. Behalve dan die ene, fatale keer, toen Willem en De Eekhoorn rond 1966, 1967 ruzie met elkaar kregen. De uitgever, die al tijden likkebaardend zat te wachten op het aangekondigde typoscript van Een zeegevecht met watervrees, werden knollen voor citroenen verkocht: Willem stuurde een kopie van dat typoscript op naar De Eekhoorn, maar... dat bleek bij lange na niet compleet! Het typoscript was 164 foliovellen dik, dat wel natuurlijk - vrij normaal voor een Bob Evers-deeltje - en op de laatste pagina werd keurig een volgend deel aangekondigd, zoals dat al 32 delen lang het geval was geweest, dus zo op het oog was er niets mis met dat typoscript. Het door de fans langverwacht deel 33 verscheen echter maar niet in de boekwinkels. Wat kon er toch aan de hand zijn?
Een tipje van de sluier omtrent de ware toedracht werd pas in 2003 in Mijnsheerenland onthuld door Peter de Zwaan. Willem schreef begin jaren 70 twee nieuwe delen, maar omdat De Eekhoorn de rechten van Bob Evers in handen had, was er geen uitgeverij bereid om haar handen te branden aan deze volgens de letter van wet illegale delen; toch durfde Van Holkema & Warendorf (toentertijd onderdeel van Unieboek) het in 1977 resp. 1978 aan om de delen 34 en 35, Bob Evers belegert Fort B en Arie Roos als ruilmatroos op de markt te brengen. Lucratief genoeg voor onze Willem, die medio 1978 enthousiast begon aan deel 36, Kloppartijen in een koelhuis. Juridische stappen van de rechthebbende uitgeverij, De Eekhoorn, tegen Willem en Van Holkema & Warendorf zorgden ervoor dat Willem halverwege dat deeltje geen zin meer had om verder te schrijven. Althans: zin misschien wel (waarbij ook de aanwezigheid van Geerten Meijsing met zijn zweepje à la straffende Erinys aan de boorden van het lieflijke Comomeer een rol gespeeld zal hebben), maar Willem zag waarschijnlijk het zinloze van zijn pogingen om de serie op deze wijze voort te zetten in. In John Beringens Twee jongens en een Bob Evers-serie kunnen wij lezen hoe twee avontuurlijke jongelieden, Jas en Waser geheten, het onvoltooide typoscript begin jaren 80 uit Willems handen weten te kletsen, met de bedoeling het verder te voltooien. Willems definitieve laatste woorden (in Bob Evers-verband dan altijd) waren: Rij maar achter mij aan op bladzijde 106 van de pocket van deel 36), waarna Jas en Waser de overige paginas van het typoscript volgecopied en -gepasted hebben, lang voordat het begrip copy and paste in de computerwereld was doorgedrongen. Jas en Waser beweren boud dat niemand minder dan Willy van der Heide zelf hun hoogstpersoonlijk tien nieuwe Bob Evers-titels heeft ingefluisterd, die natuurlijk niemand anders mag weten. Na veel vijven en zessen komen de twee jongelieden uiteindelijk schoorvoetend, maar eigenlijk toch wel érg graag, met één zelf verzonnen (!) titel op de proppen: Jan Prins als parlevinker, maar het eerste wat ze vervolgens doen, is die titel te veranderen in Jan Prins als parttime piraat. Dat zou dan de titel moeten worden van het volgende copy and paste-project. Het is allemaal na te lezen in voornoemd boekje van John Beringen, behalve dan het antwoord op de prangende vraag waarom Jas en Waser een eigen, later zelfs gewijzigde titel wilden gebruiken nadat ze met zoveel moeite tien titels los hebben weten te peuteren van Willem.
Hoe dan ook, de verdienste van Jas en Waser is geweest dat zij ervoor hebben gezorgd dat kopieën van het Kloppartijen in een koelhuis-typoscript bij De Eekhoorn terecht zijn gekomen. Een of andere medewerker van De Eekhoorn moet zich op dat moment hebben herinnerd dat er nog ergens dat complete typoscript van Een zeegevecht met watervrees lag. In de jaren 70 had een zekere Peter de Zwaan bij Uitgeversmaatschappij De Eekhoorn acht zeer prettig leesbare jongensboeken (Tijger Tigran) geschreven; bovendien was hij een kenner van het werk van Willy van der Heide, die hij ook nog eens als interviewer aan de tand had gevoeld. De reden waarom deel 33 tot nu toe niet was verschenen en voor dat lelijke gat in de serie had gezorgd, werd er ook bij verteld: Willem had, om aan die 164 foliovellen te komen, doodleuk een aantal kopieën van het reeds door hemzelf gecorrigeerde Kunstgrepen met kunstschatten toegevoegd aan het nog onvoltooide typoscript van Een zeegevecht met watervrees Hij kreeg het verzoek van De Eekhoorn om het laatste hoofdstuk van deel 33 te schrijven. Maar zoals Willem De Eekhoorn knollen voor citroenen had verkocht, stuurde De Eekhoorn op zijn beurt weer Peter de Zwaan met een kluitje het groen-groen-knollenland in: het bleek in werkelijkheid niet om één door Peter te schrijven nieuwe hoofdstuk te gaan, maar om nog veel meer! Omdat het originele typoscript van Een zeegevecht met watervrees in de begerige klauwen van schrijver dezes terecht is gekomen, zou die dus op dit moment kunnen onthullen waar Peter het stokje heeft overgenomen, maar om de mythe in stand te houden wil Peter dat grote geheim niet aan de grote klok - kom kom, zelfs niet aan een belletje - hangen. Voorlopig althans. Ooit zal er een biografie van Willem van den Hout verschijnen (beloofd!) en daarin zal ook dat enorme geheim worden onthuld, maar nu dus nog even niet. Bij het typoscript zit ook een blaadje met drie of vier handgeschreven regels zoals Willem zich het verdere verloop van deel 33 had voorgesteld; ook de inhoud van die synopsis zal ik in een later stadium verklappen, maar voorlopig zij het genoeg om te constateren dat De Zwaan dat blaadje in ieder geval niet heeft gehad of op zn minst niet heeft gebruikt.
Na het succes van deel 33, dat in 1987 verscheen, kwam het tot een vergelijk tussen De Eekhoorn en Van Holkema & Warendorf, met als gevolg dat ook de delen 34 en 35 een jaar later opnieuw konden verschijnen, maar nu in een door Peter de Zwaan bewerkte versie (het taalgebruik werd enigszins aangepast aan dat van de rest van de serie en enkele grappen, die in de ogen van Willem in de jaren 70 nog wel konden, maar in de jaren 80 niet meer, werden eruit gehaald) bij De Eekhoorn. In 1989 verscheen dan eindelijk Kloppartijen in een koelhuis, met vanaf pagina 107 de aanvulling van Peter. Onderzoek van Lia Krijnen heeft opgeleverd dat De Eekhoorn trouwens ook enkele zinnen van Peter de Zwaan in de tweede helft van deel 36 heeft veranderd of vervangen door andere. Peter en Lia hebben hun kopie van de typoscripten 33 en 36 inmiddels ook aan mij overgedaan, dus ik kan Lias bevindingen bevestigen. Vanaf 1990 verschenen de delen 37 en verder onder Peters eigen naam.
Wat verder opvalt, is de moeite die Willem zich in de jaren 60 heeft getroost om De Eekhoorn om de tuin te leiden: hij heeft niet alleen zomaar een aantal kopieën van Kunstgrepen met kunstschatten in het typoscript geschoven, hij heeft zelfs een nieuwe laatste bladzijde getypt! En dat niet alleen: hij heeft op die laatste bladzijde - in een ander typemachineschrift dan de kopieën, dus: geheel opnieuw overgetypt - 9 regels van het Kunstgrepen-typoscript, die aansluiten op bladzijde 163 van de stapel kopieën overgetypt:
Gezellig misschien niet, jongetje Prins. Maar jij denkt toch zeker niet, dat je voor je plezier en lol op de wereld bent? |
En dat verhaal over hun belevenissen op Ceylon kunt u lezen in deel 34 van deze serie: MET ZAKGELD NAAR ZANZIBAR van dezelfde schrijver: Willy van der Heide |
Met zakgeld naar Zanzibar! Een prachtige, exotische bestemming, die zo onlosmakelijk met de Bob Evers-serie is verbonden: het is de pa Roos- en pa Prins-versie van wat wij tegenwoordig Verweggistan noemen: Nounou. Zit je zo dichtbij? Beginnen jullie oud te worden? Vroeger was het minstens Noord-Afrika of Zanzibar. (Ali Roos als Arie Baba, p. 15). Misschien zouden Jan, Bob en Arie daar de jonge Farrokh Bulsara wel ontmoet hebben: de zanger van het door Matthijs van Nieuwkerk (en in navolging dan wel opdracht van hem alle andere Grachtengordeldieren) zo verfoeide, maar door de rest van de wereld zo beminde Bohemian Rhapsody, beter bekend onder zijn artiestennaam Freddie Mercury! Een toespeling op een mogelijk avontuur op Zanzibar werd al aan het begin van Cnall-effecten in Casablanca gemaakt, maar die opdracht ging niet door omdat het grootste pakhuis aan de haven was afgebrand. Mogen we hieruit constateren dat Jan, Bob en Arie in Willems opzet nog steeds in dienst waren van het internationale avonturiersbureau uit deel 31 en 32? Maar waarom dan Jan Prins aarzeling, die uiteraard financieel van aard was? Die mensen van het avonturiersbureau waren niet slecht van betalen, meen ik begrepen te hebben, dus wat doen dat zakgeld dan in de titel?
En wat is er in dat nieuwe deel op Ceylon te doen? Toch maar goed dat Willem dat land niet in de titel heeft gezet, want de naam bestaat tegenwoordig niet eens meer; het heet nu Sri Lanka. Prachtig land, hoor, daar niet van, maar ik heb moeite om het als Bob Evers-locatie te zien. Maar ja, dat gold voor Colombia en Key West ook, die ik bij de eerste lezing van de delen 34 resp. 35 ook niet meteen als Bob Evers-locaties beschouwde, dus dat zegt niet zo veel. Interessanter dan dat is de vraag waarom Willem uiteindelijk afzag van deze titel en dit avontuur en het drietal in het echte deel 34 inderdaad in Colombia terecht liet komen.
In ieder geval hebben we er, na De reuzen-robot wint!, De strijd om de atoomfabriek, Dick Boei als super-sloper, Dikkie en de dingen die breken, Drie meisjes in een Duits hotel en Een kapitaal voor een krantenknipsel weer een nieuwe titel bij van boeken die helaas nooit zijn verschenen...
Elders in deze Nieuwsbrief wordt aandacht besteed aan het feuilleton Drie jongens en een caravan uit de Jeugdkampioen 1949. In de jaargang 1950 van datzelfde blad verscheen het feuilleton Tumult in een toeristenhotel en in de jaargangen 1951-1952-1953 tenslotte Een speurtocht door Noord-Afrika. De laatste twee feuilletons wijken inhoudelijk nauwelijks af van de boekversies, op één opvallend detail na: het circus dat wij (en de FBI) zo goed kennen onder de naam Bonzario, heet in het feuilleton Circus Mikkenie, een circus dat redelijk vaak wordt genoemd in de Jeugdkampioen en waaraan diverse artikelen in dat blad zijn gewijd. Een speurtocht door Noord-Afrika begint niet, zoals men mocht verwachten in nummer 1 van dat jaar, maar pas in nummer 11, het juli-nummer. De boekuitgave verscheen apart genoeg nog vóór alle afleveringen van het feuilleton gepubliceerd waren. |
Zelfportret van Nic. Blans jr. uit de Jeugdkampioen van 8 september 1949. |
Wat doe je, als je een heuvel ziet, waar een schoorsteen uitsteekt? Maar laat ik bij het begin beginnen. Ik wandelde over het terrein van de Zuidhollandse Rijvereniging, aan de rand van de Haagse duinen. Wat weilanden omzoomd met kreupelhout, n stuk bos, n paar heuvels. n Mooi terrein waar een ruiter alles vindt wat zijn hart begeert. Net op de grens van het weiland en het bos ligt een verhoging, gedeeltelijk begroeid met bomen en struiken, zo op het eerste gezicht een volkomen natuurlijke glooiing van het terrein. Maar als je er bovenop geklommen bent, krijgt je vertrouwen in de echtheid van die heuvel een eerste schok. Er steekt een schoorsteen uit! Als je achterdocht eenmaal wakker is geroepen, blijkt er iets niet helemaal te kloppen met die heuvel.
Er zit een gebouwtje aan vast geplakt, er lopen vreemde betonnen gangen door en de bomen die er op groeien blijken allemaal uit een soort gemetselde schoorstenen te steken, beginnen dus blijkbaar lager dan de helling en worden zo voor verstikking behoed.
Alweer een bunker, dacht ik, want daar zijn we aan de kust wel aan gewend, al was dit, om zo te zien, wel een buitenmodel. Het had niet veel gescheeld of ik was rustig verder gewandeld, maar toen viel mn oog op een eenvoudig wit bord, waarop stond, dat hier onder de grond een Film-studio verscholen zat. Ik wilde daar graag iets meer van weten en dus keerde ik op mn schreden terug en wandelde de heuvel binnen. Eerst een betonnen gang in, die n meter of zes de grond in liep en toen op een keurige ijzeren deur eindigde. Zo kwam ik in het domein van twee Haagse film-enthousiasten, die direct bereid waren me hun merkwaardige studio te laten zien, en hier is dan het relaas wat ik er bij te horen kreeg.
.... iets als een betonnen trechter, die een eind de heuvel in loopt .... |
Twee verdiepingen .... wie zou denken dat hij in een blok beton onder de grond zit? .... |
Uit de geluiddichte contrôle-kamer kijken we in de filmstudio, het hart van deze merkwaardige heuvel .... |
Willem was een wonderlijke man, laat dat even gezegd zijn. Van vroeg in 1972 tot en met, als ik mij niet vergis, april 1973 bewoonde ik de roef en het stuurhuis van WWWs Motorschip Maria van Mijdrecht in de Amsterdamse Prinsengracht, terwijl Willem zelve in het als niet onaangename woning ingerichte ruim verbleef.
Ja, Willem was een wonderlijke man, dus van enige regelmaat was geen sprake. Soms was ie wekenlang aan de zuip, en dan, inééns, taaide hij af naar de Hugo de Grootstraat in Den Haag om aldaar aan het een of andere meesterwerk te schrijven, onder het genot van uitsluitend thee - geen druppel alcohol. Het meeste dat ie schreef in die tijd had niets met Bob Evers te maken, op de twee illegale Bob Eversen na: Arie Roos als ruilmatroos en Bob Evers belegert Fort B en. Dat laatste had trouwens als werktitel gehad Bob Evers belegert Bunker B, maar dat lag niet zo lekker in de bek dus werd de bunker omgebouwd tot fort.
Met redelijk genoegen had ik de twee clandestiene boekjes gelezen en Willem verheugde zich in mijn lof. Ja, ik kan het nog stééds!... ik hoor het de besnorde bandiet nòg zeggen! Het zette echter geen zoden aan de dijk, en in die tijd was na het gelazer met zn uitgever alsmede de voortdurende aandrang van de fiscus de Maria van Mijdrecht het enige wat Willem restte van de Bob Evers-opbrengst - en het schip dreigde ook van onder zn kont vandaan verkocht te worden.
Dat maakte Willem overigens geen fluit uit, want hij zag altijd wel kans ontspannen aan de kost te komen en zo leidde hij op en om dat schip een ongeregeld leven; hij was dan ook niet zelden dronken en/of afwezig wanneer er bezoek kwam. Dat vond hij vervelend, want hij liep niet graag vrienden en vooral vriendinnen mis, dus had hij onder een lap doorzichtig plastic op de brievenbus van het schip de volgende tekst aangebracht (het originele briefje bevindt zich voor zover ik weet thans in het bezit van Roger Schenk): Willen Bezoekers, Bestellers, Belangstellenden, Bezetenen, Bedouïnen of wie ook die mij niet thuis treffen alsjeblief een briefje, hoe summier ook, in de bus doen? Goedwillende buren verstrekken de meest verbijsterende signalementen, waar ik echter nachten van wakker lig. Wat dacht u van: Keurige heer met snor en dame met paardestaart? Zoek dan maar uit. Briefjes plus potlood aan touwtje in de bus. Willem.
Dat was een redelijk effectieve manier om boek te houden van het bezoek dat in die dagen af en aan liep, mede vanwege het strategische punt waarop het schip lag, namelijk vlak voor de deur van café Het Papeneiland waar Tiel en Henny energiek de scepter zwaaiden.
Tiel had al pijlsnel door dat Willem en ik afzonderlijk winstgevende klanten waren, goed voor een ferme omzet en hoogwaardig vertier, maar wij samen... nee. Het vertier kreeg dan de overhand boven de omzet en ons luid bulderend geloei was twee grachten verder nog te horen. We hadden met Tieltje dan ook snel een deal: Willem alleen was prima en Jaap alleen was prima, maar indien wij gezamenlijk wensten te gebruiken moest dat elders gebeuren. Dat vonden wij fair, en zochten dan De Oude Wester op, waar we dankzij de wat ruimere afmetingen van het etablissement veel minder gehoorschade aanrichtten dan in het toch wat kleine hutje van Tiel.
Foto van de Maria van Mijdrecht uit lang vervlogen tijden, maar wel reeds op de huidige ligplaats, die niet meer vóór Het Papeneiland is. (Met dank aan Lydwina Meerman). | Het beroemde briefje. |
Bob Evers blijft inspireren. |
Luit, Hotel De Gouden Leeuw, kamer 5 Kom naar Karolingersweg hoek Bonifatiusstraat stop kom zelf 12 uur stop bord aanwezig stop Hans |
Nicolaïstraat 76, Den Haag : 1957-1959. |
Lierderdrift 11, Beekbergen (gem. Apeldoorn) : 1959-1961. |
Frederik Hendriklaan 119, Den Haag : 1961. |
Van Beuningenstraat 33, Den Haag : 1961-1964. |
Heemskerckstraat 38b, Den Haag : 1964-1965. |
Vrijwel alle lezers van deze Nieuwsbrief kennen het boek Drie jongens en een caravan, deel 11 uit de Bob Evers-serie, op hun duimpje. Veel lezers weten dat het verhaal tussen april 1949 en 1950 als feuilleton is verschenen in de Jeugdkampioen, een van de talloze ...kampioen-bladen die de ANWB in die tijd uitgaf. Tamelijk wat lezers hebben ook wel eens bij geruchte gehoord dat de tekst van het feuilleton nogal afwijkt van de uiteindelijke boekversie. Slechts weinig lezers weten echter daadwerkelijk wát er precies afwijkt. De Nieuwsbrief komt tegemoet aan de wens om het feuilleton te volgen. |
Arie was vrij gauw klaar. Hij sleepte de drie kerels achterin de grote Lincoln Zephyr, bond ze aan elkaar vast, zette het achteruitkijkspiegeltje zo, dat hij ze in de gaten kon houden, achter zijn rug, schakelde het plafondlampje aan en reed hobbel-de-bobbel tussen de bomen door naar de hoofdweg. Hij herinnerde zich dat enkele kilometers terug een vrij grote plaats lag. Binnen tien minuten was hij aan het politiebureau. De Belgische gendarmes keken stomverbaasd, toen een jongen van achttien een Lincoln kwam afleveren met drie gebonden mannen achterin. Arie vertelde zijn verbaal. Belgische politie houdt van aanpakken. Ze begonnen met het drietal in het cachot te zetten.
Bien, zei de inspecteur. Maar wat wilden ze nu eigenlijk?
Arie haalde de schouders op in verbijstering:
Wij weten het ook niet. We dachten dat het hen te doen was om de constructie van de caravan uit te vissen, voor een concurrerende firma, maar dat kan ook niet, want het IS hen niet om de caravan te doen. Het gaat om de auto zelf. De Buick.
De inspecteur plukte aan zijn kort sikje.
De auto zelf, eh?.... En u zegt dat u in Holland al last van ze had.... Ik zal u eens wat vertellen. Dacht u, dat we die drie kerels zo vlot hadden opgesloten, alleen op het verhaal van een jongen van achttien jaar.... als we ze niet kenden?
Arie keek hem verbaasd aan:
Kènt u ze dan?
Twee ervan zijn leden van een beruchte smokkel bende. En ik vermoed....
U vermoedt?
Dat ze iets in uw auto over de grens wilden smokkelen.
Hoe kàn dat nou? We hebben er zelf in gereden.
De inspecteur glimlachte:
Buiten uw medeweten. Veronderstel eens dat ze die nacht, dat ze de Buick stalen eens juwelen of bankbiljetten ergens in de kofferruimte verstopten? Welke douanebeambte zal nu drie frisse, eerlijke jongens verdenken van deviezensmokkel?.......
Arie sloeg zich tegen het hoofd:
Natuurlijk!.... Wij brachten in alle onschuld de boel voor hen over de grens ….. en vannacht wilden ze het er weer uithalen.....
- Hij boog zich opgewonden voorover: Als ze het al gevonden hebben is er kans dat ze het in hun zak dragen.... of anders zit het nog in de Buick!...
Jan en Bob wandelden samen terug naar de caravan - en kwamen daar juist op tijd aan om Arie te zien arriveren met een agent aan het stuur van een politieauto. Zij begroetten elkaar met gejuich.
Luister, zei Jan meteen tegen de agent. Die ene die ontsnapt is …..
Die Amerikaan, vulde de agent aan, die van alles afwist.
Juist. Die weet, want ik heb het hem verteld, dat het ontbrekende wiel bij Sanders staat, Stratumsedijk nummer 758 in Eindhoven. Bel de Hollandse politie op, want tien tegen één gaat hij daarheen. Met dat wiel is er iets aan de hand.
De agent grinnikte en klom achter het stuur:
Wij hebben wel een idee, wàt er met dat wiel aan de hand is. Dank je voor de tip. Ajuus!
De politieauto schoot weg.
Daar stane me nou, zei Arie.
Blijven we of gaan we verder?
Hoe laat is het?
Aries radiumhorloge zei: Kwart voor drie.
Ik wil nog wat slapen, verklaarde Jan, want ik moet fris zijn als ik rijd. We hebben een ruk voor de boeg via Namen tot aan Parijs.
Bob keek onrustig rond:
Die brave landgenoot van mij schuimt misschien hier nog rond ....
Jan lachte:
Gokkie maken dat hij nu al in volle vaart op weg is naar de grens en naar Eindhoven? Wie weet wat hij in dat autowiel verstopt heeft…… Kan wel een fortuin aan juwelen zijn!
Arie wandelde op de caravan af:
Jan - jij gaat pitten. Bob en ik zullen om beurten de wacht houden, want ik vertrouw het toch niet. Die vent is natuurlijk des duivels op ons!........
Wat zal ik rustig slapen met twee zulke wachtposten! grijnsde Jan. O.K. jongens - maf ze!
Arie en Bob gingen in de keuken koffie zetten en Jan sliep binnen twee minuten als een blok. Het was ook een welbestede nacht geweest.
Om negen uur in de avond, toen zij nog kort voor Parijs voortrolden, zat Bob samen met Arie op het achterbalkon. Zij hadden een Franse krant gekocht en Arie was bezig het belangrijkste nieuws voor Bob uit het Frans in het Amerikaans te vertalen. Bob rookte een cigaret - hij rookte altijd het meest van de drie, hij was ook de oudste - en keek uit over de slingerende weg en naar de autos die hen één voor één inhaalden. Jan Prins was een heel verstandig chauffeur - hij reed zelden harder dan zestig kilometer; niet alleen omdat de Buick nog zo nieuw was en pas ingereden, maar ook omdat hij een knaap van een kampeerwagen achter zich had en er niets voor voelde brokken te maken in een vreemd land. Graham had hun die dure combinatie van Buick en caravan toevertrouwd en Jan stelde er een eer in, het geval in Nice zonder schram of deuk op te leveren.
Het was langzamerhand heel gewoon geworden, dat autos die hen inhaalden, even achter de caravan bleven rijden, omdat heel wat mensen zich amuseerden met die twee jongens die op dat achterbalkon zaten. Het zag er zo gezellig uit....
Daarom lette Bob helemaal niet bizonder op, toen er een met stof overdekte, gesloten donkerblauwe Amerikaanse wagen aan kwam stuiven, afremde en achter hen bleef hangen. Hij ging pas opletten toen hij een arm uit het portierraam zag wuiven.
Bob ging ineens rechtop zitten:
Arie….Hé….Kijk eens!
Arie keek op en liet zijn krant zakken.
Is dat niet....
Het hoofd van een meisje, met een gemsleren baret op, kwam uit het portierraam te voorschijn.
Waarachtig - dat is Yettie Sanders!
Hédaar! Stop! klonk de heldere stem van Yettie.
Arie sprong op, rende naar voren door de trailer, tot in de cockpit, nam de telefoon op en belde Jan, achter het stuur.
Prins hier. Wat is er NU weer? Is de melk aangebrand?
Stop, jó. Yettie Sanders moet ons hebben. Ze rijdt achter ons.
Wel van alle .. klonk Jans verbaasde stem.
De caravan minderde vaart en kwam tot stilstand rechts van de weg. Het volgende ogenblik was Yettie achter bij het balkon.
Dàt is me een tochtje geweest om jullie in te halen!
Arie en Bob staarden haar verbaasd aan.
Wil de oude heer zijn eigen wiel weer terug? vroeg Bob.
Yettie keek hen op een eigenaardige manier aan. Ze stond op de weg, met één voet op de onderste trede van het stapje dat naar het balkon leidde en dat Arie voor haar had laten vallen.
Luister eens, knapen. Wat is er met dat wiel van jullie aan de hand?
Arie en Bob keken elkaar even aan, en toen op haar neer:
Is de politie bij jullie geweest?
Yetties ogen werden even donkerder Ze waren lichtblauw in gewone omstandigheden.
Dus daar wist je van?
Toen niet, maar nu wel, antwoordde Arie.
Jan Prins kwam ook naar achteren lopen.
Ha, die Yettie.
Yettie was niet erg vriendelijk.
Laat mij nou met die caravan doorrijden naar Parijs, zei Jan, en gaan jullie samen met Yettie terug naar Eindhoven. We kunnen niet met dat hele geval terugkarren.
Allicht niet, stemde Bob in. Dat heeft ook geen zin, want Yetties Buick rijdt twee keer harder dan we met die caravan kunnen toeren. En je moet gaan kijken of er in Parijs een telegram van Graham ligt.
Yettie stond zenuwachtig te trappelen, met haar hand op de portierkruk.
Kom, jongens....gáán we nu nog of niet? Ze gingen. En met vaart. Yettie mocht er uitzien als een lief meisje, dat goed kon borduren, maar een auto rijden kon ze! Ze stoven terug naar de Frans-Belgische grens met een vaart als een straaljager. Arie zat voorin en Bob had de achterbank voor zich alleen. Hij boog zich ineens voorover.
Say.... Hoelang rijden we er over naar Eindhoven?
Yettie en Arie hadden daar vast en zeker allebei over zitten piekeren, want ze gaven bijna tegelijk antwoord:
We zijn om zes uur in Eindhoven, als we geluk hebben, verklaarde Yettie.
Onmogelijk, zei Arie. Pas tussen zeven en acht.
Bob riep:
Maar dat is véél te laat! Die Amerikaan is vannacht al uit België naar Eindhoven vertrokken! Die is er nu al!
Dat weet ik wel, zei Yettie bits over haar schouder, zonder haar ogen van de weg af te wenden. Maar ik kan toch zeker niet vliegen!
Bob antwoordde droogjes:
Het is toch heel wat verstandiger om bij een café hier te stoppen en dringend Eindhoven op te bellen. Dan weten we metéén òf er wat gebeurd is, en als er niks aan de hand is, kunnen we je vader waarschuwen.
Gelijk heb je, erkende Yettie, na kort nadenken.
De wagen zoefde door tot er rechts van de weg een wijnhuis opdoemde, witgekalkt en laag gebouwd onder een groep bomen. Even verder was een knalgele benzinepomp. Ze stoven binnen, vroegen of er telefoon was - die was er - en zaten de dikke Franse waard zo achter zijn vodden, dat hij zenuwachtig werd bij het aanvragen en nijdig de hoorn neergooide. Knarsetandend van ongeduld kregen ze hem eindelijk weer verzoend, en toen bleef er niets anders over dan wachten op het gesprek....
Rrrring! - de schelle bel klonk schril door de schemerige caféruimte. Yettie graaide de waard de hoorn uit de handen.
Hallo.... Hallo.....Bent u dat, papa?
Bob en Arie stonden aan weerskanten van haar, vol spanning: - Heeft de Belgische politie u al opgebeld?....O gelukkig. Maar heeft U al wat gemerkt?….
De hoorn sputterde een hele tijd en Yettie knikte een paar maal. Bob en Arie probeerden uit alle macht te verstaan wat het gesputter zei, maar dat lukte niet met dat ouderwetse, Franse apparaat.
O.K., zei Yettie ten laatste. Dat is prima. We komen zo snel mogelijk.
Yettie ging benzine tanken bij de gele pomp en Bob en Arie bleven ongeduldig wachten tot de kosten van het gesprek bekend waren. Yettie kwam terug en betaalde. Daarna stoven ze weer voort, naar de grens.
Wat zei je vader? Mogen we dat nu eindelijk weten? vroeg Arie ongeduldig.
Yettie vertelde snel, haar voet strak op het gaspedaal houdend:
Belgische politie belde vanmorgen op. Waarschuwde dat men waarschijnlijk zou proberen het reservewiel te stelen. Papa wist er al van, want we hadden immers dat geld gevonden. Hij heeft een val gezet voor die Amerikaanse vriend. Het reservewiel staat netjes in de garage, maar het geld ligt in onze brandkast. Achter het huis zit onze chauffeur verborgen, met twee politieagenten. De garage staat op een kier. De politie moet die vent betrappen terwijl hij het wiel steelt, zie je. Hoe kun je hem anders iets bewijzen?
Gossie, natuurlijk, zei Arie. Maar hij is tot dusver niet. komen opdagen?
Nee. Maar dat is niet zo gek. Hij is natuurlijk al lang in Eindhoven aangekomen, maar kijkt eerst de kat uit de boom. Hij heeft ook wel in de smiezen dat we nu weten dat het om dat reservewiel gaat, dat in Eindhoven is gebleven....
En hij kan wel op twee vingers narekenen, dat wij de politie er bij gehaald hebben...
Dus hij kan verwachten dat hij in Eindhoven wordt opgevangen.
Als hij leep is, bromde Bob, laat hij dat wiel waar het is en laat zich helemáál niet meer zien.
Nou...., meende Arie. Vijftigduizend dollar in de steek laten is een hard gelag, hoor. Ik kan me best indenken dat hij probeert er nog wat van te redden. Hoe groot ook het risico.
Rijden maar …... we zullen het vrij gauw weten.
Deel tien in een serie foto-impressies van de plaatsen van handeling van de Bob Evers-serie.
De meesten van ons zijn wel eens op Kaageiland geweest, al dan niet in het kader van een officiële, door de uitgeverij of Andere Tijden georganiseerde bijeenkomst. De Kagerplassen zijn echter groter dan alleen het dorp De Kaag, zoals elke Bob Evers-fan weet of althans behoort te weten. Daarom toont de onderhavige Nieuwsbrief voor de verandering wat fotos van Buitenkaag, Rijpwetering en Warmond.
Kaartje van de Kagerplassen, die er inderdaad uitzien als een dolgeworden inktvis. |
We beginnen onze fotoreportage ditmaal in Buitenkaag (gemeente Haarlemmermeer, provincie Noord-Holland), domweg omdat Een motorboot om een drijvend flesje min of meer van start gaat met de vraag van Arie waarom Jan altijd boven zn toeren raakte als zijn Penta-buitenboordmotor niet wilde starten. Aan het begin van de Grimbos-trilogie echter startte de motor vlot. En als hij nou niet wilde starten, had Jan Prins terecht gekund bij Van de Wansem Service Center, waar Pentas verkocht en gerepareerd werden en worden. De winkel bevindt zich pal tegenover het pontje naar Kaageiland; als u goed kijkt, kunt u het pontje in de ruit zien weerspiegelen. (1) |
Op de eerste avond legden Jan en Bob aan in deze bocht in de Ade, waar ze even later werden overvallen en gekidnapt door Hennie Schol en Bonzo. Later vond Arie hier het eerste spoor in de vorm van de op het kaaspapier overgeschreven boodschap van Pijnenborg. (2) |
Op weg van de inham in de Ade naar de Nederlandse Zeilschool (op de Buurterpolder), waar Arie laat in de avond Colenbrander belde, passeerde hij een woonboot. De bekendste boot, die hier - in Jachthaven de Ade - ooit als woonboot dienst heeft gedaan, was de Maia, waar de schrijver van onze serie tussen 1952 en 1955 woonde; Een motorboot voor een drijvend flesje verscheen in 1953. Het zal toch niet dat Arie hier zijn geestelijk vader passeerde ...? (3) |
Op weg naar zijn afspraak met Colenbrander passeerde Arie ook café De Vergulde Vos, zonder dat dit expliciet genoemd wordt. Toch is het café van belang, want het was in dit café waar Willy van der Heide en Ome Thijs Berkenhof de koop van de Maia bezegelen: De smokkelvaart van de Maia, p. 12. (4) |
Op de Paardebrug vond de eerste ontmoeting tussen Arie en schertsdetective Colenbrander plaats. Eigenlijk wel jammer dat de foto niet s nachts is genomen, vanwege de sfeer: De hoge balans van de Paardebrug rees op tegen de zeven sterren van de Grote Beer.... |
Naast de Paardenbrug ligt volgens Arie Café Bakker; in werkelijkheid heette het etablissement toentertijd Restaurant Paerdeburgh en dat doet het vandaag de dag nog steeds. |
Op de plaats waar de Zijl uitmondt in de Kagerplassen, ligt de Kaagsociëteit, waar Arie navraag deed naar de verdwenen Jan en Bob, maar behalve bij een meisje met ogen als Haagse hopjes ving hij zoveel bot, dat hij zich geen dag uit zijn leven kon herinneren dat hij zoveel bot had gevangen als op het stampvolle terras van de Kaagsociëteit. Maar hij koopt er wel een mooie en duidelijke kaart van de Kagerplassen, dat dan weer wel. (7) |
Het komt zomaar uit de lucht vallen. |
Niets wees er op dat dit bezoek tot een bizar doch schilderachtig avontuur in Rusland zou leiden waarin de drie jongens het aan de stok zouden krijgen met oud-KGBers, corrupte officieren van het Rode leger en voormalig communistenbonzen. Hoe gaat dit verder en vooral: hoe loopt het af achter het IJzeren Gordijn dat toen nog maar een half jaar geleden was gevallen en waar op dat moment nog een machtsvacuüm heerste? Fred zou hierover later opmerken:
Het was een soort van mistig schaakspel waar vanuit de nevel steeds nieuwe pionnen opdoken die we te slim af moesten zijn. Ik beken dat we soms gewoon het bijltje erbij neer wilden gooien. Uiteindelijk zou onze missie slagen, maar we hebben niets, maar dan ook niets, cadeau gekregen…
Nieuwsgierig geworden? Wat de jongens meemaakten, valt allemaal te lezen in de Fred Huizinga-serie, die officieel het levenslicht gaat zien en die is geschreven door John Beringen. Het eerste deel, Magistrale manoeuvres in Moskou, zijnde het eerste deel uit de Rusland-trilogie zal rond Sinterklaas in de winkel liggen.
Wordt vervolgd…
Nieuwsbrief 46 |
Nieuwsbrief 47 als pdf |
Nieuwsbrief 48 |
Register van de Nieuwsbrief |
Startpagina van de Nieuwsbrief |
Startpagina van de Apriana |